De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 12. Brieven 1658-1801
(2014)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd1743 Aan Georg van Saksen
| |
[pagina 186]
| |
gezocht, ook het meest verborgen is, en door iets ijverig opzij te leggen raken we intussen kwijt wat we bij uitstek bij de hand wilden hebben. Daarom dien ik op basis van wat ik mij herinner mijn antwoord op te stellen. Een paar dagen geleden had ik u geschreven,Ga naar voetnoot2. omdat ik uw brief had ontvangen zonder de beker. Maar kort daarop werd hij me bezorgd door een burger uit Bazel, in opdracht van een of andere koopman uit Augsburg,Ga naar voetnoot3. hetgeen ik met mijn handtekening heb bevestigd. Het was ontegenzeggelijk een prachtig en verfijnd geschenk, maar ik was niet zozeer hiermee verblijd als wel met de bijzondere blijk van uw waarlijk welwillende houding tegenover mij, die nu van elke argwaan is ontdaan. Te midden van de noodlottige woelingen van dit moment bood de brief van uwe hoogheid mij een niet geringe troost; hij was zo vriendelijk, zo opgewekt en zo openhartig. Meer dan eens las ik de bijzonder vriendelijke, eerlijke en scherpzinnige brief waarmee u op de uitdagingen van Luther reageert.Ga naar voetnoot4. Uw brief toont voldoende strengheid, maar nog veel meer mildheid, zoals een christelijke vorst betaamt. Ik zou willen dat de Heer de geest van Luther verandert, zodat hij aan de heilzame aansporing waarmee u de brief afsluit, gevolg geeft! Ik heb in elk geval nooit grote bewondering voor de geest en het karakter van die man kunnen hebben. Als hij door een slechte en verkeerde geest wordt geleid, is er dan ooit iets verderfelijkers voor de katholieke kerk ontstaan? Als het een goede geest is, mis ik bij veel van zijn daden de vruchten van de geest van het evangelie,Ga naar voetnoot5. om niet te zeggen bij alle. Maar als het een gemengde geest is, hoe kan dan de kracht van twee geesten in dezelfde borst zo groot zijn? In het leven van de christenen zijn veel ondeugden binnengeslopen die niet langer te verdragen zijn; sommige zijn zo tot een gewoonte verworden dat ze als deugden worden beschouwd. Daarom is er veel wat vrome mensen niet bevalt; zij zouden dat veranderd willen hebben, als dit zonder onrust in de wereld kon gebeuren. Ik weet dat ook de keizer deze opvatting huldigt. Maar Luther is met niets tevreden. Ook als niemand die partij met zijn geschriften aanvalt en ook als de keizer en de paus hun ogen voor haar sluiten, zal zij vanzelf uiteenvallen; zo groot is hun onderlinge onenigheid, om het maar niet te hebben over het gedrag van dit volk dat dit evangelie ons bezorgt, - allerminst evangelische mensen. Wat overblijft is dat gezaghebbende vorsten met hun invloedrijke wijsheid tegen de opstandige en losbandige aanhangers van Luther optreden, om te voorkomen dat er aan de andere kant een nog gevaarlijker brand uitbreekt. Ik heb het over slechte monniken | |
[pagina 187]
| |
en enkele theologen van hetzelfde slag. Wat voor lieden het bij u zijn weet ik niet, maar in Spanje, Hongarije, Polen, Engeland, Brabant en vooral Frankrijk zijn zij als samenzweerders begonnen een wonderlijk treurspel tegen de humaniora en tegen mij op te voeren. Want ze denken dat ik deze studies heb gestimuleerd en geholpen. Met hun geschreeuw en hun bedrieglijke boeken - want dit zijn de middelen waar ze op vertrouwen - hadden ze gewonnen, als het gezag van vorsten en bisschoppen aan hun onbeheerste centaurachtige bewegingen geen paal en perk gesteld zou hebben. De meest christelijke koning deed enkele dagen geleden in Frankrijk hetzelfde.Ga naar voetnoot6. Als uwe hoogheid een deel van dat verhaal wil horen, kan dat met de briefGa naar voetnoot7. die ik naar Hieronymus Emser, uw beschermeling, heb gestuurd. Want ik durfde uwe zeer illustere hoogheid die door staatszaken volledig in beslag wordt genomen, niet met zulke onbenullige verhalen lastig te vallen. Ik weet niet hoe goed ik tegen Luther ben gewapend of wat ik met mijn geschriften zal bereiken, want wat heeft mijn DiatribeGa naar voetnoot8. anders bereikt dan dat hij zijn leer zelfs beter onderbouwde? Ik zal in ieder geval met mijn krachten, hoe gering die ook zijn, alles doen voor de katholieke eendracht, waar ik ook mijn leven aan te danken heb. Het tweede deel van de HyperaspistesGa naar voetnoot9. zou al lang zijn uitgekomen, maar er ontstond, verspreid over alle delen van de wereld, een samenzwering van enkele lieden over wie ik zojuist sprak. Daardoor werd ik gedwongen, wat ik onder handen had te laten liggen en met boeken en brieven het kwaad van dit moment tegemoet te treden. Want deze zomer stuurde iemand mij uit Parijs vijf werken die tegen mij waren geschreven, vol nietsontziende laster.Ga naar voetnoot10. Ook in andere gebieden deed men hetzelfde. Toch zou ik beide taken hebben voltooid, als in de maand juni niet zo'n zware ziekteGa naar voetnoot11. mijn sowieso zwakke lichaam had overvallen, dat de artsen óf geen hulp verleenden óf geen hoop durfden te beloven. Daarom leef ik uitsluitend door op Gods bescherming te vertrouwen en zal ik blijven leven zolang het hem goeddunkt. Het werk waarmee ik was begonnen, neem ik nu weer ter hand en als de Heer mij enige kracht geeft, zal ik het binnenkort voltooien. Een kopie van de brief van Luther aan uwe hoogheid en van de brief van uwe hoogheid aan Luther heb ik naar het Engelse hof gestuurd.Ga naar voetnoot12. Ik heb de | |
[pagina 188]
| |
hele kwestie over de professorGa naar voetnoot13. die ik naar u had gezonden, in een brief aan Emser verteld. Dat u in uw welwillendheid met veel sympathie de talen en de literatuur bevordert, is mij buitengewoon aangenaam. Ik vraag u nadrukkelijk om dat onafgebroken te blijven doen. Moge de almachtige Heer u in goede gezondheid laten leven, u in alles voorspoed bezorgen, en moge hij zo goed zijn om wanneer u deze onlusten hebt bedwongen, de vrede en rust voor zijn kerk te herstellen. Bazel, 2 september 1526 Erasmus van Rotterdam, dienaar van uwe zeer illustere hoogheid Aan de zeer illustere vorst Georg, hertog van Saksen, landgraaf van Thüringen en markgraaf van Meissen |
|