1735 Aan Guillaume Cop
Bazel, 27 augustus 1526
Erasmus van Rotterdam groet de arts Guillaume Cop
Met groot verlangen zag ik, beste Cop, meest welsprekende onder de artsen, in mijn zwaar aangetaste gezondheid uit naar jouw aanwezigheid. Sinds ik begonnen was wijn te verdunnen met water dat in zoethout was gekookt, behandelde mijn niersteen mij vriendelijker en mijn vrienden wensten mij al geluk, alsof ik ervan verlost was. Maar afgelopen juli ontstond er plotseling een heftige urinestroom, waarbij de urinewegen beschadigd raakten. Aanvankelijk had ik geen pijn, maar na een of twee dagen kreeg ik er veel last van, alsof de steen in de blaas bleef steken omdat hij niet uitgescheiden kon worden. Intussen stroomde er een wonderlijke hoeveelheid gipsachtige urine uit als een soort etter. Bang geworden raadpleegde ik de artsen die wij hier hebben; zij passen bij de bevolking hier, die niet erg gezond leeft en niet met mate drinkt. Ze gaven mij geen enkele hoop. De een raadde de thermen in BadenGa naar voetnoot1. aan, de ander adviseerde wat anders. Daarom heb ik de artsen weggestuurd en mijzelf aan de Heer toevertrouwd. De pijn is nu minder hevig en de hoeveelheid stof is aanzienlijk afgenomen. Het blijkt een abces of een ontsteking van het urinesysteem te zijn. Men zegt dat Thomas LinacreGa naar voetnoot2. aan deze kwaal is overleden. Omdat ik door mijn ziekte en oorlogsdreigingen je niet kan bezoeken, vraag ik je dringend mij schriftelijk te willen helpen.
Monniken en enkele theologen die op monniken lijken, hebben naar het schijnt met toewijding een complot gesmeed om de mensen de boeken van Erasmus uit handen te slaan met de bedoeling dat wij daarna boeken van Béda, Cousturier en hun soortgenoten lezen. Naar men vermoedt, verleent Lee bij jullie en als onbetrouwbare gezant in Spanje volop medewerking aan deze waanzin. Ook je vriend Aleandro weet van geen ophouden, tenzij veel mensen mij de waarheid niet vertellen. Wat de afloop van al dit tumult zal zijn, weet ik niet. Ik kan niet in mijn eentje tegen zoveel monsters vechten, als de vorsten hun gezag niet laten gelden. De paus had de Leuvense kletsmeiers het zwijgen opgelegd.Ga naar voetnoot3. In het geheim kregen zij van de datariusGa naar voetnoot4. toestemming hun taak uit te voeren op voorwaarde dat ik er geen schade van zou ondervinden. De keizer had een bijzonder streng edict uitgevaardigd. Toen dit was afgekondigd, snelden zij naar Mechelen en kregen van het hof een uitleg van het edict die wat de keizer had geschreven, volledig ongedaan maakte.Ga naar voetnoot5.