De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 12. Brieven 1658-1801
(2014)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd1733 Van Germain de Brie
| |
[pagina 158]
| |
voor het eerst in het Grieks was gedrukt, mij, zodra ik dit in de gaten kreeg, door zijn verfijnd taalgebruik had aangetrokken - en wel zo dat ik mij onmogelijk van het onafgebroken lezen kon losrukken. Enkele maanden gaf ik mij hier helemaal aan over en onderbrak intussen de lectuur van andere Griekse en Romeinse auteurs compleet. Ik merkte dat deze heel aantrekkelijke, verfijnde en belangrijke dialoog van Chrysostomus, een waarlijk gouden auteur,Ga naar voetnoot3. met zijn vriend Basilius op mij een bijzondere indruk had gemaakt; hij was mij zo vertrouwd en door hem voortdurend ter hand te nemen zo eigen geworden, dat geen verhandeling van een Griekse of Latijnse schrijver mij nader stond. Op een of andere manier besloot ik enkele nachten te besteden aan het vertalen van die dialoog in het Latijn, niet met de bedoeling dat die nachtelijke werkzaamheden ooit het licht zouden zien - want wat zou ik ooit aan licht kunnen verwachten voor wat ik met veel moeite heb geschreven? - maar om van mijn vrije tijd in Gentilly (dat is de naam van een klein landgoed, ongeveer een mijl van Parijs verwijderd, dat ik juist dit jaar heb gekocht om een plaats te hebben waar ik mijn vrienden kan uitnodigen en, om de woorden van CiceroGa naar voetnoot4. te gebruiken, zonder dat iemand stoort mij kan vermaken), om van mijn vrije tijd in Gentilly - zeg ik - de eerste vruchten te plukken, mij alleen in deze vaardigheid te oefenen en mijn stijl beter en rijker te maken door Grieks met Latijn te combineren. Maar toen ik het werk van al die nachten had voltooid en dit bij enkele vrienden meer dan bij mijzelf in de smaak was gevallen (zoals sommigen in hun vriendschap heel meegaand zijn en zich ook niet aan fouten van hun vrienden ergeren), besloot ik op hun gezag mijn goede naam op het spel te zetten door dat nacht- of liever prutswerk uit te geven. Ik overhandigde het aan mijn vriend Bade om het te laten drukken, en zoals gebruikelijk zou de oudste zoon van Bade bij de drukpers en alle werkzaamheden de leiding hebben. Deze jongeman overtrof door zijn geleerdheid niet alleen iedereen van zijn leeftijd en generatie, maar was vooral aanbevolen vanwege zijn buitengewone nauwkeurigheid bij het opmerken en verbeteren van alle drukfouten. Maar toen er nauwelijks een of twee bladzijden waren gedrukt, vervulde de plotselinge dood van de jongeman de drukkerij van Bade van zoveel rouw en bracht zoveel droefheid teweeg, dat de vader bij zo'n vers en terecht verdriet om zijn overleden zoon niet in staat was de juiste aandacht aan het corrigeren van mijn werk te besteden. Op mijn lieflijke landgoed ontspande ik intussen enigszins mijn geest, die door mijn inspannende studies vermoeid was geraakt. Ik vond dat ik mij niet tot het lastige en mij onwaardige | |
[pagina 159]
| |
corrigeren van drukproeven hoefde te verlagen en dacht dat ik voldoende had gedaan, als ik een tekst zonder fouten zou aanbieden. Dat heeft ertoe geleid dat verscheidende pagina's heel wat opvallende en kwalijke drukfouten bevatten, en vooral de pagina's die de medewerkers het eerst in handen kregen. Omdat zij altijd haast hebben, was het voor hen bezwaarlijk (want zij willen een werk waarmee zij eenmaal begonnen zijn, alleen op vastgestelde tijdstippen beëindigen en onderbreken) te wachten tot de bladzijden in elk geval waren gecontroleerd en verbeterd door het hoofd van Bades drukkerij - ik zou hem liever chef misdrukker willen noemen - die onlangs tot opvolger van de overledene was benoemd. Want Bade zelf had geen besef van het belang van controle en correctie (of liever geen notie van de vervuiling en de misvorming), zodat hij het volledige werk vastberaden aan die plaatsvervanger overdroeg, een werkelijk innemende man; maar voor zover het mij betreft, was hij niet ingewijd en veroorzaakte hij rampen. Als enige troost en remedie restte mij de onnauwkeurigheid, onkunde, jonge leeftijd, onbeschaamdheid en dwaasheid van zijn medewerker en plaatsvervanger als verontschuldiging aan te voeren en te aanvaarden. Intussen beklaagden mijn vrienden Nicolas Bérault, Jacques Toussain en Pierre Danès mijn lot of liever mijn onvermogen dit te dragen. Wie immers zou zo verdraagzaam kunnen zijn dat hij door zulke misdadige handelingen die eerder een knuppel dan woede verdienen, niet onmiddellijk diep wordt geschokt? Deze nietsnut, wie hij ook was, die met zijn vervloekte en smerige handen voor de controle en de correctie van de drukproeven de heilige werken van Chrysostomus en mijn vertaling ter hand nam, matigde zich - de hemel beware me - in elk geval zoveel rechten aan, dat hij enkele woorden die hij verkeerd begreep uit mijn tekst schrapte en in plaats daarvan wijzigingen aanbracht die volslagen ongeschikt waren. Daarnaast veranderde en bedierf hij heel wat Romeinse stijlfiguren en Latijnse zinswendingen en zette daarvoor Gothische en volstrekt barbaarse uitdrukkingen in de plaats. Je zou kunnen zeggen dat het zijn enige voornemen en plan was zich te bekwamen en zijn eerste ervaring in zijn vak op te doen met prijsgeven van mijn goede naam. Het complete bewijs hiervoor kan mijn tekst leveren, die ik uit handen van de medewerkers van Bade heb ontvangen en zelf bewaar, voor het geval er later wellicht zulke laaghartige lieden zijn (ik voorspel dat die er zullen zijn) die mij in een kwaad daglicht willen stellen door te beweren dat ik eerst, toen ik schreef, vergissingen heb begaan en vervolgens, toen het werk werd gedrukt, op advies van anderen deze heb geschrapt. Overigens denk ik dat iedere welwillende lezer en vooral diegene die tijd heeft met een verstandig oordeel al mijn taalgebruik overal te volgen, te onderzoeken en af te wegen, moeiteloos en snel in de gaten zal krijgen dat die fouten eerder in de | |
[pagina 160]
| |
werkplaats van de drukker zijn ontstaan dan bij mij, die, tenzij ik mij vergis, absoluut geen onervaren schrijver ben. Om mijn ongenoegen ten slotte te verminderen stuur ik je om twee redenen dit werk dat, zoals ik zei, in de drukkerij van Bade zo slecht is uitgevoerd, maar toch door mij van alle drukfouten is ontdaan, omdat ik de inhoud nog volledig wist (want voordat het boek uitkwam had ik ze allemaal, behalve wat mij toevallig ontging, genoteerd en verbeterd). De ene is dat ik hoop dat je ter wille van je vriend De Brie voldoende tijd vrijmaakt om het werk snel te lezen. De andere is dat ik graag zou willen dat, als je denkt dat het werk het waard is om ook bij jullie gelezen te worden, jij het eerst op plaatsten waar jij het gewenst acht, van fouten ontdoet (ik laat het volledig aan je oordeel over om wat je maar wilt op te merken, te verbeteren, te verwijderen of toe te voegen) en het dan zo snel mogelijk aan je vriend Froben geeft om het te laten drukken. Wil je er tegelijk ook voor zorgen dat Froben van de boeken die hij drukt, als hij dat althans zal doen, mij vijftig exemplaren toestuurt; ik zal ze voor mijn rekening aan degene die ze bezorgt royaal betalen. Het drukwerk van Froben spreekt mij immers erg aan en mij niet alleen, maar ook al degenen die zich met de studiën van de schone letteren bezig houden. Het ga je goed; blijf mijn vriend zoals het jouw gewoonte is. Vanaf mijn landgoed in Gentilly. Een kopie van dezelfde brief is al naar je verzonden via een dienaar van boekhandelaar Konrad.Ga naar voetnoot5. Mijn vriend Janus Lascaris is teruggekomen en bevindt zich vandaag in mijn huis in Parijs met de bedoeling enkele maanden bij mij te verblijven. Aan Erasmus van Rotterdam, prins van beide talen |
|