De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 12. Brieven 1658-1801
(2014)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 143]
| |
1722 Aan Frans I
| |
[pagina 144]
| |
In Parijs leven enkele onheilspellende geesten die geboren zijn om de humaniora en de openbare rust te haten; de belangrijkste onder hen zijn Noël Béda en de kartuizer monnik Pierre Cousturier. Met hun even dwaze als venijnige geschriften maken zij zich voor de wereld tot voorwerp van spot en gaan zij met meer dan schunnige beledigingen tegen Jacques Lefèvre en mij tekeer. Door geleerde en verstandige lieden worden ze uitgelachen, maar intussen tasten zij bij het ondeskundige en eenvoudige volk onze goede naam aan en doen de vrucht van onze studies, waaraan we zoveel nachtelijke uren hebben gewerkt, teniet. Lefèvre zal voor zichzelf antwoorden. Wat mij betreft, kan ik in de kritiek van Béda honderd aperte leugens en zulke opmerkelijke laster aantonen dat, als het allemaal in de volkstaal was vertaald, groenteboeren en schoenlappers konden vaststellen dat de man niet goed bij zijn hoofd is. Ik stuur u enkele passages die ik van een paar opmerkingen heb voorzien. En dat zijn dan de mensen die uitspraken doen over ketterij; door hun aanklachten worden rechtschapen mensen de kerker in gesleept en in het vuur geworpen. Op alle mogelijke manieren willen ze liever de dood van deze mensen dan dat ze zelf van laster worden beschuldigd. Als het hun is toegestaan zulke duidelijke leugens over mij te verkondigen, namelijk door de publicatie van hun boeken, en het mij daarentegen niet vergund is deze laster te weerleggen, wat zal dan die ooit beroemde universiteit anders zijn dan een rovershol?Ga naar voetnoot3. Als die farizeeën om hun arrogantie ongestraft blijven, zal geen fatsoenlijk mens veilig zijn. Ze gebruiken het geloof als voorwendsel, maar doen in werkelijkheid iets anders; ze zijn uit op alleenheerschappij, ook over de vorsten. OndergrondsGa naar voetnoot4. zetten zij zich hiervoor in. Als de vorst niet in alles aan hun wil gehoorzaamt, zal men hem een sympathisant van ketters noemen en hem door de kerk kunnen afzetten, dat wil zeggen door een samenzwering van enkele monniken en theologen. Hun eigen geschriften maken duidelijk dat zij dit ondergronds voorbereiden. Daarom zou het verstandig zijn in het beginstadium al op te treden. Ik heb het niet over alle monniken en theologen, maar over enkelen van hen; hun onkunde en onbeschaamdheid zijn tot meer in staat dan de geleerdheid en bescheidenheid van anderen. Ik kreeg passages uit mijn werken toegestuurd die Louis Berquin had vertaald en die door enkele afgevaardigden waren verzameld. Zij waren niet zoveel verstandiger dan de kritieken van Noël Béda. Hierdoor verkeert de goede man in gevaar.Ga naar voetnoot5. Papillon is overledenGa naar voetnoot6. en er bestaat een ernstig vermoeden dat hij is vergiftigd. Ook Fran- | |
[pagina 145]
| |
çois Du Moulin en Du Blet zijn heengegaan.Ga naar voetnoot7. Michel d' ArandeGa naar voetnoot8. verkeert in gevaar. Berquin is tweemaal aangevallen. Nu hebben zij het op Lefèvre en Erasmus gemunt. In mijn werken verzamelen zij verdachte en beledigende passages, maar ze hebben nog geen plaats kunnen aanwijzen die een uitspraak bevat die met het christelijk geloof in strijd is. Het is een heilige plicht de kerk te beschermen tegen scheuringen en ketterse leerstellingen, maar goddeloos is het mensen die voor het geloof van het evangelie strijden, van ketterij te beschuldigen en hen het kamp van de vijand in te jagen, terwijl zij zien dat die mensen te behoeve van hen tegen de vijand vechten. Maar hoe de dwingelandij van die lieden ingeperkt kan worden, zal ik u een andere keer laten zien, als uwe christelijke majesteit wil dat dit vertrouwelijk gebeurt. Want zo zal de zaak meer succes hebben. Intussen vraag ik uwe majesteit dat u met uw gezag onstuimige lieden als Cousturier en Béda het zwijgen oplegt om te voorkomen dat zij met dergelijke leugens fatsoenlijke mensen in hun goede naam aantasten, of dat u ervoor zorgt dat zij toestaan dat mijn verdedigingsgeschriften in Parijs worden gedrukt en gelezen. Want het zou heel onrechtvaardig zijn als zij hun gif mogen uitstrooien en ik mijn tegengif niet mag aanwenden. Ik heb u tamelijk openhartig geschreven, omdat ik van veel mensen te horen heb gekregen dat uwe hoogheid eerlijke en ongekunstelde feiten op prijs stelt. Ik zal aantonen dat wat ik heb geschreven volledig waar is, en ook als ik zwijg, zal de zaak voor zich spreken. Vanwege zijn godsvrucht verdient Louis Berquin het zo snel mogelijk van smaad bevrijd te worden. Moge de Almachtige uwe meest christelijke majesteit in gezondheid en voorspoed laten leven. Bazel, 16 juni 1526 |
|