De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 12. Brieven 1658-1801
(2014)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd1723 Aan de Theologische Faculteit van Parijs
| |
[pagina 146]
| |
was, ik bij u een rustige haven en een veilig toevluchtsoord zou vinden. Nu verschijnen bij u geschriften die meer smaad bevatten dan wat iemand van u ooit tegen Luther heeft geschreven. Om te voorkomen dat ik geen deel meer van de kerk zou uitmaken, heb ik mijzelf in Duitsland van de meest geachte tot de meest gehate persoon gemaakt. Ik heb Luther tegen mij uitgedaagd; wat voor giftig beest hij is, laat zijn boek,Ga naar voetnoot1. dat ik u toestuur, duidelijk zien. Al een tijd lang heb ik te lijden van het rumoer, de bedreigingen, beledigingen en de krenkende en fanatieke geschriften van zijn volledige aanhang (die sterker is dan iemand zich kan voorstellen en dagelijks in kracht toeneemt). Ik heb een taak op mij genomen die mijn krachten te boven gaat, maar ik wilde de paus, de keizer en de vorsten gehoorzamen; het was een gedurfde onderneming, vooral in dit deel van Duitsland. Wat ik heb bereikt, maken uitgerekend diegenen duidelijk die luid roepen dat niemand het evangelie meer heeft gehinderd dan Erasmus. Alsof het niet genoeg was het geweld van de volgelingen van Luther te verdragen, moest ik ook met de aanhang van Zwingli, die met Luthers volgelingen over de eucharistie van mening verschilt, oorlog voeren. Ik heb voor deze kwestie mijn uiterste best gedaan bij een vergadering die onlangsGa naar voetnoot2. in Baden, een stad in Zwitserland, is gehouden. Dat zal blijken uit een boek en een briefGa naar voetnoot3. die ik u toestuur. Een Duitse vertaling van deze brief werd ten overstaan van de hele vergadering en ook voor de raad van deze stad voorgelezen. En terwijl ik dit naar beste kunnen doe en u met al uw geleerdheid mij zou moeten steunen, vallen mensen als Cousturier en Béda mij meer dan vijandig in de rug aan. Het valt nauwelijks te zeggen hoe sterk hun geschriften de aanhang van Luther en Zwingli hebben aangemoedigd. Vanwege mijn boeken is nog niemand in opstand gekomen of tot een sekte toegetreden. En als zij een fout bevatten, zoals bij mensen kan voorkomen, is de bedoeling tenminste oprecht, en wat aanstoot gaf kon eenvoudig verbeterd worden. Wat had het voor zin dat tumult te veroorzaken? Het is duidelijk dat de kwestie door persoonlijke haatgevoelens wordt bepaald. Maar in deze zaak, de gevaarlijkste van alle, zou het beter zijn elke persoonlijke vijandschap te beëindigen, totdat de rust in de wereld is teruggekeerd. Maar wat wil Cousturier? Mijn vertaling van het Nieuwe Testament is in meer dan honderdduizend exemplaren door de drukkers verspreid. Hij had die kritiek op het juiste moment moeten schrijven. Wat bezielde verder Béda om zijn kritiekGa naar voetnoot4. te publiceren, toen ik op zijn punten van kritiek zo had gere- | |
[pagina 147]
| |
ageerd dat er over de meeste geen twijfel meer bestond? Daar staan zoveel duidelijke beledigingen en zoveel aperte leugens in, ook al reageert niemand daarop. Wat juichen de volgelingen van Luther, als zij dergelijke werken lezen! Hij had werkelijk een betere reden om tegen Lefèvre uit te varen, maar toch is hij tegen hem vriendelijker. Als hij bij mij is gekomen, wordt hij een scherpe criticus en laat hij niets anders dan godslasteringen en ketterijen horen. Ik weet heel goed waardoor de geest van de man verbitterd is geraakt, omdat mijn Colloquia met een paar woorden zijn Collège ter sprake brengen en over rotte eieren grappen maken:Ga naar voetnoot5. werkelijk een ernstige reden om hemel en aarde te bewegen.Ga naar voetnoot6. Als wij ons door elkaar te bijten dermate toetakelen, wat blijft er dan anders over dan dat wij door wederzijds toegebrachte verwondingen omkomen, zoals PaulusGa naar voetnoot7. zegt? Als deze feiten alleen mijn goede naam zouden aantasten, was de schade te verdragen. Nu wordt de zaak van Luther sterker en de haat tegen het woord theoloog erger. Bij die lieden laat Béda zich met veel ophef laatdunkend over mij uit en dat doet hij zonder risico, omdat ik niet ben zoals hij zich inbeeldt. Als ik dat wel zou zijn, zou uit de feiten zelf blijken wat voor storm Erasmus in de wereld kon ontketenen. En indien u in Parijs toestemming geeft boeken uit te geven zoals Cousturier en Béda die mij toesturen (ik heb het eigenlijk over werken die tegen mij zijn gericht) en mijn werken daarvan worden uitgesloten, staat het natuurlijk vast dat zij de overwinning behalen. Maar dit betekent niet iemand van zijn ongelijk overtuigen, maar iemand met de gewelddadigheid van een tiran overweldigen. Van mij is geen gevaar te duchten, maar ik vrees dat dergelijke lieden de woorden van het evangelie aan den lijve ondervinden die luiden: ‘Wie met het zwaard strijdt, zal door het zwaard omkomen.’Ga naar voetnoot8. Béda droomt dat de partij van Luther is verslagen. Was dat maar zo! Het zijn slechts beginfasen en ik weet niet hoe zij zullen eindigen, als men op een dergelijke manier met de kwestie omgaat. Als u in al uw wijsheid wist hoe de zaken er in heel Duitsland voor staan, zou u van oordeel zijn dat ik meer sympathie verdien dan Cousturier en Béda tonen. Luthers volgelingen verkondigen vol trots, dat er geen sterveling is die de argumenten kan weerleggen die Luther over de vrije wil heeft verzameld. Ik stuur u het eerste deel,Ga naar voetnoot9. dat ik in alle haast heb geschreven. Ik zat te zweten voor het tweede deel, dat ik voor 1 augustus dacht te voltooien, als Cousturier en Béda | |
[pagina 148]
| |
met hun boeken mijn werk niet hadden onderbroken. Als Parijs waarmee ik gemeenschappelijke vijanden heb, mij slechts dergelijke hulptroepen stuurt, zal ik mij hierna rustig houden. De zaak van de kerk beveel ik bij u, die meer succes kunt bereiken, en bij Christus aan. Moge hij u allen in gezondheid laten leven en Béda en Cousturier voor de toekomst een meer christelijke gezindheid geven. Bazel, 23 juni 1526 |
|