De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 12. Brieven 1658-1801
(2014)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd1720 Van Leonard Casembroot
| |
[pagina 138]
| |
vrienden hebt gericht.Ga naar voetnoot1. Conform je verzoek heb ik mijn best gedaan de man met zijn jacht op enkele oude handschriften te helpen. Maar hoe onwillig is Diana! Zij is de oorzaak dat ik bedroefd ben en hij klaagt. De heer Reginald Pole heeft, welwillend als hij is, heel wat meer succes laten zien (want hij is hiertoe in staat). Dankzij hem kun je prachtige exemplaren van enkele catalogi inzien, bijvoorbeeld van bibliotheken in Rome, Florence en Venetië.Ga naar voetnoot2. De monniken van PaduaGa naar voetnoot3. die de handschriften het beste verborgen houden, zijn aan alle kanten onverslaanbaar, zelfs al had ik ze bestookt met de methodes die jij had voorgeschreven, dat wil zeggen met geld, bedelen, diefstal of roof. Wat Froben in Venetië heeft gedaan, weet ik absoluut niet, want hij heeft zich aan mij onttrokken en zich daar onafgebroken verscholen. Toen hij vandaar terugkeerde, liet hij zich hier zelfs maar enkele uren zien, kennelijk omdat hij door het gemak van een reisgezelschap werd aangemoedigd te vertrekken. Dat zal de reden geweest zijn dat je van mij niet een wat meer uitvoerige of stijlvolle brief hebt gekregen. Ik stelde immers het schrijven uit, totdat ik de succesvolle afloop van de jachtpartij te weten zou komen. Maar nu blijft er niets over, behalve dat ik schrijf hoe het met mij gaat. De razende honger is in elk geval ook zonder de hulp van pompoenen en meloenen verjaagd (met de herinnering aan dit soort grappen denk ik graag terug aan je vrolijkheid), omdat hij enkele Duitsers als sterke tegenstanders heeft gekregen.Ga naar voetnoot4. Hoe lang ze zullen blijven weet ik niet, omdat zij een snellere terugkeer naar hun vaderland lijken te overwegen dan ik zou willen. Daarom wenste ik hier of in Frankrijk meer zekerheid, omdat ik dan in een van deze gebieden met de studie van het burgerlijk recht hoop te vorderen; ik heb mij daar al met de grootste ijver op toegelegd en kan die alleen nog maar met de grootste schande afbreken. Maar ik heb nu uit Vlaanderen het bericht ontvangen van het overlijden van mijn liefste moeder, waar ik diep bedroefd over ben. Hoe aangeslagen ik ben kan niemand begrijpen, als hij de bekoring van zo'n bijzondere wederzijdse genegenheid niet heeft ervaren. Ik denk echter niet dat ik nu moet klagen, ik bid alleen dat zij de vrucht plukt van de christelijke hoop. Omdat ik afwezig ben, beheert de heer Marcus Laurijn bij de afhandeling van de kleine erfenis buitengewoon vriendelijk mijn deel; hij vroeg in een brief zelfs spontaan tot zaakwaarnemer aangesteld te worden (wat een goed- | |
[pagina 139]
| |
heid en wat een betrouwbaarheid!). Daarom hoefde ik aan mijn befaamde vasthoudendheid niets te veranderen en zal ik de eenmaal ingeslagen koers veiliger kunnen voortzetten. Toch kan ik niet nalaten de stellige hoop die ik op jou heb gesteld te koesteren, namelijk dat ik bij gelegenheid op jouw aanbeveling ergens terechtkom, waar een ijverig iemand uiteindelijk de vruchten van zijn bekwaamheid kan plukken. Jij weet wat ik wil en ik weet wat jij van jouw kant kunt doen. Maar dat jij bij je bijzonder nuttige werkzaamheden zwaar wordt gehinderd, is helaas een maar al te gerechtvaardigde klacht van fatsoenlijke mensen, omdat jij je tegen allerlei kwaadsprekers moet verdedigen. Wat je uitvaren tegen de onbesuisde geest van Luther betreft, heb je er goed aan gedaan de oproerkraaiers de mond te snoeren. Er blijft nog een ding te doen, waarvan ik begreep dat het door Froben is bedacht,Ga naar voetnoot5. namelijk dat de wereld de dwaze en zelfzuchtige opvattingen van enkele Italianen te horen krijgt, die behalve aan die ene Cicero niemand ook maar enige lof toekennen voor wat hij zegt. Deze opvatting heeft ertoe geleid dat talloze mensen zich over jou en andere niet alledaagse schrijvers laatdunkend uitlaten, vooral in Bologna, waar een zekere LazzaroGa naar voetnoot6. als een Aristarchus,Ga naar voetnoot7. om niet te zeggen als een Erasmusgeselaar heerste. Wacht verder voor ander nieuws op je vriend Froben. Ik ga mijn brief afsluiten. Het ga je goed, beste Erasmus. Ik hoop dat je Leonard, die nooit zijn achting voor je zal verliezen, tot je vrienden blijft behoren. Padua, 6 juni 1526 Je oprechte vriend Leonardus Casperotus (zo luidt mijn nieuwe naam) Aan de waarlijk grote meester Erasmus van Rotterdam te Bazel |
|