De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 12. Brieven 1658-1801
(2014)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd1719 Aan François Du Moulin
| |
[pagina 136]
| |
gelie te laten verdwijnen. Want geen enkele wreedheid zou voor die farizeeen en Rome-aanhangers voldoende kunnen zijn. Ik die altijd vurig naar vrede verlang, moet alleen tegen zo veel troepen het gevecht aangaan. Tegen de vijanden van de betere literatuur voer ik sinds lange tijd een bloedige strijd en hierdoor ook tegen talrijke monniken en theologen, die denken dat hun aanzien wordt geschaad als iemand iets weet dat zij zelf niet weten. Luther heeft op instigatie van anderen, die weliswaar over de eucharistie met hem van mening verschillen, zo tegen mij geschreven dat hij geen enkele ruimte voor vriendschap heeft overgelaten. De partij van Karlstadt beschuldigt mij ervan - eerst met geruchten en daarna ook in een boek dat in het Duits is geschrevenGa naar voetnoot3. - dat ik het met Karlstadt eens ben. Als ik dit tegen mijn geweten kenbaar maak, maak ik iets kenbaar waarvan ik nog niet overtuigd ben. Als ik dat niet doe, zal ik ook aan dit front moeten strijden. In Engeland is de leiding over de inquisitie aan de franciscaan Standish toevertrouwd. De rest kun je wel gissen. In Leuven is dat de theoloog Nicolaas Coppin, met wie Baechem heel nauwe contacten heeft. Noch een edict van de paus, dat tweemaal is uitgevaardigd,Ga naar voetnoot4. noch een zorgvuldig geschreven verordening van de keizerGa naar voetnoot5. kan hem ervan weerhouden met beledigingen tegen mij van leer te trekken; ze hebben weliswaar niet veel te betekenen, want hij noemt mij natuurlijk herhaaldelijk een ketter. De slang van ParijsGa naar voetnoot6. is niet vriendelijker. Met uitzondering van de monniken is Spanje mij welgezind. In Rome gaat al sinds lange tijd het heidense geleerdengenootschap tegen mij tekeer, onder leiding van naar men zegt Aleandro en een zekere Alberto, vorst van Carpi.Ga naar voetnoot7. Aan Clemens heeft men een boekGa naar voetnoot8. laten zien dat vol staat met waanzinnige beschuldigingen tegen mij; het is van een anonieme auteur, die mij toch heel goed bekend is. Daarin onthult hij enkele mysteriën uit de eerbiedwaardige Talmud die men niet voor de zwijnen mag werpen. Hij legt het woord ‘Racha’ ongeveer op dezelfde wijze uit als ik,Ga naar voetnoot9. waarbij ik het gezag van Augustinus en Chrysostomus heb gevolgd; maar wat zij een tussenwerpsel noemen wil hij als een zelfstandig naamwoord uitleggen. Dan dwaalt hij af naar een gemeenplaats. Daarin zegt hij zich te verbazen dat, wanneer Duits- | |
[pagina 137]
| |
land duizenden mensen vanwege ketterij heeft omgebracht, Erasmus nog leeft, omdat ik haar in Duitsland heb verkondigd. Ook zegt hij dat de aanhangers van Luther, ook al zijn het erge ketters, nu tegen mij schrijven, omdat ze mijn ketterij niet kunnen verdragen, want ik heb volgens hen Jezus' moeder Maria van haar maagdelijkheid en Gods zoon van zijn goddelijkheid beroofd, de Heilige Schrift zonder de Talmud durven uitleggen en de paus van Rome een hoerenloper, koppelaar en antichrist genoemd. Je zou zeggen dat de man bezeten was, zo flapt hij eruit wat zijn glanzende galGa naar voetnoot10. hem dicteerde. Bovendien is er een nieuwe sekte van Ciceronianen ontstaan, die even erg voortwoekert als die van de Lutheraanhangers; ze is weliswaar oud, maar door Longueil gemoderniseerd. Op zoveel fronten moet ik strijden, alleen en ongewapend, omdat de steun van het hof zogezegd die van een vijgenboom is.Ga naar voetnoot11. Een anderGa naar voetnoot12. is onlangs met drie geschriften,Ga naar voetnoot13. waarin hij fraai de weg voor de alleenheerschappij van de theologen heeft geplaveid, zover gegaan, dat hij beweert dat alle koningen door het doopsel onder de zeggenschap van de kerk zijn gekomen en dat zij door de kerk, dat wil zeggen door bisschoppen en monniken, uit hun heerschappij ontzet kunnen worden. Toch willen zij niet dat dit met een paus gebeurt, hoe verderfelijk deze ook is. Zo sterk is hun arrogantie gegroeid. Omdat beide partijen hun fanatieke aanhangers hebben, moet men toch erg voorzichtig zijn om te voorkomen dat, terwijl de ene partij wordt tegengewerkt, men voor de andere partij meer dan gepast is de teugels laat vieren. Het ga je goed. Bazel [16 mei], 1526 |
|