De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 12. Brieven 1658-1801
(2014)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 129]
| |
1716 Aan Gian Matteo Giberti
| |
[pagina 130]
| |
dig naast mij neer kunnen leggen, als de andere partij niet enkele mensen telde die zich met meer vastberaden toewijding op mijn ondergang toeleggen dan iemand van de tegenpartij. Met alle koningen, vorsten en bisschoppen leef ik niet alleen in vrede, maar heb ik ook hechte vriendschap; zij bewijzen dat niet alleen door bijzonder vriendelijke brieven te schrijven, maar ook door ongevraagd geschenken te sturen. Maar er zijn al sinds lang heel wat gezworen vijanden van de humaniora, vooral bij het oude soort monniken en theologen, die met verbazingwekkende trucs en grote toewijding hun best doen de schone letteren met de zaak van Luther te vermengen en tegelijk met de godsdienst als voorwendsel zich aan hun persoonlijke vijandschappen over te geven. Dit was ongetwijfeld de proloog van deze tragedie. En zo keert het toneelstuk terug naar het begin. Toch had het naar mijn mening voor deze zaak meer zin de talen en de schone letteren die velen zeer dierbaar zijn, hierbij niet te betrekken en onschuldigen die zo van deze studies houden dat zij goddeloosheid verwensen, niet met beledigingen te irriteren. Ten slotte was deze zaak er meer mee gediend, als men weifelaars niet aan het wankelen bracht en mensen die voor hun post behouden konden worden, niet van zich vervreemdde. Er is een overvloed aan lieden die controversiële leerstellingen vrijuit in het openbaar verkondigen, zodat valse beschuldigingen en verdachte aanklachten tegen onschuldigen niet nodig zijn. In Leuven leven en doceren degenen die voor het taalonderwijs zijn benoemd zo, dat zelfs MomusGa naar voetnoot6. er niets op aan te merken heeft. Juist dit kunnen bepaalde lieden slecht verdragen. Die zouden liever willen dat deze mensen aanhangers van Luther waren, zodat ze de gelegenheid krijgen de schuld van mensen op de studiën af te wentelen. Zij zijn verontwaardigd dat ik tegen Luther vecht; ze wilden liever dat ik schreef om Luther te verdedigen, zodat ze een wapen hebben om mij om het leven te brengen. Niemand van Luthers volgelingen heeft het boek van Luther tegen mij, dat vol staat met onstuimige kwaadsprekerij en door hem onlangs is verspreid, gretiger gelezen dan enkele lieden die zich willen voordoen als de Atlas van een wankele kerk. Geen enkele schurk laat zulke beledigende en fanatieke pamfletten tegen mij verschijnen, of ze worden door hen goedgekeurd. Ik kan niets met zo'n godsdienstige instelling schrijven, dat zij er geen kritiek op uitoefenen. Degenen aan wie de paus het zwijgen heeft opgelegd,Ga naar voetnoot7. gedragen zich alsof hij hun had opgedragen zich nog dwazer dan vroeger te gedragen. Zij doen uitspraken als ‘Wij kennen de bedoeling van de paus, ongeacht wat hij schrijft.’ Hoe zij aan dit zelfvertrouwen komen, weet ik niet. De keizer vaar- | |
[pagina 131]
| |
digde een dreigende en strenge verordening uit,Ga naar voetnoot8. iets wat vrienden buiten mijn medeweten gedaan hebben gekregen. Zij zochten uitvluchten en zeiden dat ze sneller met Luther dan met mij weer op goede voet zouden komen. Ik heb veel geschreven voordat Luther bekend was. Zij kunnen nog geen enkele leerstelling aanwijzen waarover ik het met Luther eens ben. Ze komen alleen met verdenkingen en verdraaiingen aanzetten en meestal met duidelijke lasterpraat. Zelfs als ik een onvoorzichtige uitspraak had gedaan, was het voor hen beter geweest dergelijke grieven tot een ander moment uit te stellen en zich bezig te houden met wat ze nu onder handen hebben. U kunt zich niet voorstellen hoe gehaat ze juist bij de meest rechtschapen mensen zijn. Die worden door hen zo gevreesd dat ze er zelf nog banger van moeten worden. Er was voor hen geen noodzaak mij gehaat te maken, hetzij door mij te vervolgen - ik vorm geen enkele partij, maar heb wel talrijke mensen die mij steunen, vooral machthebbers - hetzij door de humaniora te beschuldigen, waarvan iedereen liefhebber is behalve varkens die niets van marjolein moeten hebben.Ga naar voetnoot9. Mij dunkt dat deze klaagzangen voor uw oren vervelend zijn. Maar wat voor u onaangenaam is te horen, is voor mij nog veel onaangenamer om te doorstaan, hoewel ik nauwelijks een procent noem van wat mijn critici tegen mij inbrengen. Ik hoop dat alles voorspoedig zal verlopen; toch ben ik bang dat er tijden komen, die te laat bewijzen dat wij ook nu waakzaam hadden moeten zijn om te voorkomen dat persoonlijk gedrag en haatgevoelens van bepaalde lieden de algemene ziekte die zij willen genezen, erger maakten. Ik zal in elk geval voortgaan om met een slechte en goede reputatie, met eerloosheid en roem en met leven en sterven een zuiver geweten te tonen aan Christus mijn heer en zijn bruid de kerk. Hij die dat als enige kan, zal mij succes en een beloning bezorgen. Moge de almachtige beschermer uwe excellentie in goede gezondheid laten leven. Bazel, daags na Pinksteren 1526 |
|