1710 Van Bernhard von Cles
Stuttgart, 15 mei 1526
Eerbiedwaardige en voortreffelijk heer, door mij oprecht in Christus bemind, gegroet
Het zou mijn vurige wens zijn dat ik jou vriendendiensten had geleverd waarvoor je mij terecht kon bedanken. Maar ook als dat gebeurd was, kwam het mij niettemin voor dat ik ze liever had ontvangen dan geleverd, omdat degene die een weldaad bewijst aan iemand die het verdient, daardoor een weldaad ontvangt. Omdat ik echter weet dat ik je nooit in enig opzicht van dienst ben geweest, was het niet nodig mij te bedanken met je sierlijke briefGa naar voetnoot1. die je mij met de meest vriendelijke woorden onlangs stuurde. Maar misschien bedoelde je iets anders: zoals men zegt dat de ontvanger van een weldaad, als hij in feite hiervoor niet kan bedanken maar toch zijn dankbaarheid laat zien, een soort van een wederdienst verricht, zo zegt men dat iemand die uit alle macht bij gelegenheid aan ander een weldaad wil bewijzen, voor hem, althans met zijn bedoeling, een wederdienst verricht. Ik zeg eerlijk dat het laatste bij mij van toepassing is. Want op dit ogenblik wil ik niets liever dan dat mij gelegenheid wordt geboden - en ik hoop dat die zich vaker zal voordoen - om wat ik je vroeger met woorden heb beloofd, in daden te kunnen uitvoeren.
De jongemanGa naar voetnoot2. die je me hebt aanbevolen, heb ik met alle steun die ik kon geven bij de illustere vorstGa naar voetnoot3. geïntroduceerd. Zijn zaak heb ik heel zorgvuldig bepleit en voor zover ik kon heb ik mijn best gedaan dat zij zo snel mogelijk en naar eer en geweten werd afgehandeld. Hoeveel mijn steun hem heeft geholpen, zul je van hem persoonlijk kunnen vernemen. Als er iets anders is waarvan je denkt dat mijn medewerking je van pas komt, zou ik graag zien dat je daar naar believen gebruik van maakt.
Stuttgart, 15 mei 1526
Bernhard, bisschop van Trente
Aan de eerbiedwaardige en voortreffelijke heer, door mij oprecht in Christus bemind, Erasmus van Rotterdam te Bazel