De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 12. Brieven 1658-1801
(2014)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 108]
| |
1700 Aan Mercurino Gattinara
| |
[pagina 109]
| |
in hun wijsheid de ongebreidelde hartstochten van die lieden niet beteugelen, zullen die zich direct richten op de ondergang van de talen en de betere literatuur en zullen ze onder een misleidend voorwendsel onschuldigen schade toebrengen. Deze handelwijze is niet alleen hoogst oneerlijk, maar maakt ook de partij van Luther sterker. Iedereen die nu tegen Erasmus strijdt, strijdt voor Luther. Vorsten dienen ervoor te zorgen dat de roem van de overwinning op die partij niet ten goede komt aan enkele lieden die op hun eigen belang uit zijn, maar tot algemeen voordeel van de kerk leidt. Dat zal gebeuren, indien men de fouten verbetert waaruit deze onrust is voortgekomen. Ik heb, wat niet te ontkennen valt, de studies van talen en literatuur gestimuleerd. De scholastiek, die te veel naar spitsvondige haarkloverijen was afgegleden, heb ik naar de bronnen van de Heilige Schrift en naar de lectuur van oude orthodoxe kerkvaders teruggeroepen. Ik heb mijn best gedaan de wereld die door de ceremonies van farizeeën in slaap was geraakt, tot ware vroomheid op te wekken. Nooit heb ik mij bij enige partij aangesloten en zelf heb ik geen enkele partij om mij heen verzameld. In mijn talrijke publicaties kunnen zij tot nu toe geen enkele veroordeelde leerstelling aantonen, hoewel sommige lieden enkele passages verdraaien en tot verdenkingen of laster vervormen. Maar de toestand van deze tijd, waarin herhaaldelijk nieuwe leerstellingen tevoorschijn komen (onder andere het leerstuk dat onlangs opeens overal is verkondigd, namelijk dat in de eucharistie alleen het symbool van het lichaam van de Heer aanwezig is), laat geen tijd voor dergelijke spitsvondigheden. Zelfs in de brieven van Paulus zou men die kunnen verzinnen, als men met een vijandige exegeet te maken krijgt. Ik val uwe hoogheid lastig terwijl u met de meest zware taken druk bezet bent, maar ik meende dat het in het belang van de openbare orde was, dat zijne majesteit de keizer en uwe hoogheid van deze feiten op de hoogte waren. Ik sta geheel tot uw dienst en bid dat hij, uit wie als enige het ware geluk voortkomt, u langdurige voorspoed mag geven. Bazel, 29 april 1526 Uw nederige dienaar Erasmus van Rotterdam, eigenhandig geschreven Aan de hooggeachte heer Mercurino Gattinara, opperkanselier van zijne majesteit de keizer. In Spanje |
|