1699 Aan [Jan Oem]
Bazel, 29 april 1526
Erasmus van Rotterdam groet een zeker iemand
Geliefde zoon, het is bijna twee jaar geleden dat ik jouw werkje ontving, dat zonder titel in het Nederlands was geschreven. Het riep bij mij de verdenking op dat het van je vader was. Ik heb daar opzettelijk niet op gereageerd, omdat ik besefte dat de lezer van deze controverse geen enkel profijt kon hebben; het zou mij ook een slechte naam bezorgen en je vader nog veel meer. Bovendien leek het mij dwaas iemand die in de volkstaal schrijft, in het Latijn te antwoorden, even belachelijk als wanneer iemand bij het volk wordt beschuldigd en in de senaat daarop antwoordt. Laat hij met mij onder een beter gesternte vriendschap sluiten; dan zal hij ontdekken dat Erasmus graag tot alle diensten van de Gratiën bereid is. Hij zal mij dierbaarder zijn omdat hij, zoals je schrijft, zich met de Griekse literatuur bezighoudt. Ik wens je broer geluk; jou feliciteer ik niet zozeer met je eervolle ambt van priester als met je verstand dat, zoals ik uit je brief heb afgeleid, gezond is en veel verwachtingen wekt. Wil je voor mij aan je vader de groeten terug doen? Het ga je goed.
Bazel, 29 april 1526