De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 12. Brieven 1658-1801
(2014)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd1697 Aan Thomas Wolsey
| |
[pagina 102]
| |
Ik denk dat het boekGa naar voetnoot2. dat Luther tegen mijn DiatribeGa naar voetnoot3. heeft geschreven, bij u al is aangekomen. Zo'n vijandig werk heeft hij tot nog toe tegen niemand uitgebracht. Ik had geschrevenGa naar voetnoot4. dat er niets zo ontembaar is dat echtgenotes het niet konden bedwingen. Hier heb ik mij met mijn mening sterk vergist. Uitgerekend bij zijn huwelijk schreef hij dit zo onvriendelijke boek, waarin hij zijns inziens zijn stijl zo gematigd had, dat hij onmiddellijk na het verschijnen hiervan mij een brief stuurdeGa naar voetnoot5. en bijna eiste dat ik hem bedankte, omdat hij uit eerbied voor onze vriendschap mij op zoveel plaatsen spaarde. Hij zweert en wil dat ik ervan overtuigd ben dat Luther Erasmus gunstig gezind is. Zo heeft zijn vrouw hem getemd. Ik denk dat u ook het deel van mijn antwoordGa naar voetnoot6. hebt ontvangen. Op dat moment was ik gedwongen dit onverwijld op te stellen, zodat zij er niet prat op konden gaan Erasmus te hebben verslagen zonder zelf hiervan nadeel te ondervinden. Wie met deze partij strijdt, heeft met een slang van doen. Maar ik heb meer last van de tegenpartij, waaraan paus Adrianus en later Clemens opnieuw het zwijgen hebben opgelegd.Ga naar voetnoot7. De keizerGa naar voetnoot8. heeft met een streng en dreigend schrijven hetzelfde bevolen. Maar alles is tevergeefs. Ik hoor dat in uw land de verspreiding van de Colloquia is verboden.Ga naar voetnoot9. Zelfs in Leuven en Parijs heeft niemand dat aangedurfd, hoewel daar de meest fanatieke vijanden van de humaniora en daarom ook mijn vijanden leven. Dat met alle mogelijke middelen de pestGa naar voetnoot10. die zich dagelijks verder uitbreidt, wordt bestreden heeft mijn volledige instemming. Maar intussen dienen vorsten met hun gezag en wijsheid ervoor te zorgen dat, terwijl wij het raaigras uittrekken, het graan niet beschadigd raakt, en dat, terwijl wij aangetaste delen wegsnijden en wegbranden, wat gezond is onaangetast blijft. Onder de monniken en theologen die zich met deze zaak bezighouden, bevinden zich veel dwazen die zoveel oordeelsvermogen missen, dat het hun bijna aan gezond verstand lijkt te ontbreken. Sommigen haten de humaniora, die nu overal voorspoedig opbloeien, meer dan de hele Luther. Sommigen aarzelen niet uit het onrecht dat onschuldigen wordt aangedaan, voordeel te behalen en roem te verkrijgen. Met als aannemelijk voorwendsel de | |
[pagina 103]
| |
godsdienst te verdedigen laten sommigen zich beheersen door hun persoonlijke jaloezie en haat. Omdat ze aan een bijna algemene haat tegen stervelingen lijden, hinderen ze door hun gedrag de zaak die zij zogenaamd behartigen. Om aan deze ellende een eind te maken is niets nuttelozer dan de zaak van de humaniora bij de kwestie Luther te betrekken; iedereen beleeft hier toch genoegen aan, tenzij hij menselijke gevoelens mist. Hoeveel nut en aanzien zij de gemeenschap bezorgen, laten de feiten zien. Het aantal mensen dat Luther roem heeft bezorgd is erg groot, ook als onschuldigen zijn kamp niet worden ingeduwd. Er zijn meer dan genoeg lieden die in het openbaar en oprecht zijn veroordeelde leer verkondigen, zelfs als men weifelaars niet die kant op drijft en mensen die genezen konden worden, niet van zich vervreemdt. Ik hoorde dat de taak is opgedragen aan degeneGa naar voetnoot11. die over mijn In principio erat sermo zo ontstemd is. Als de kwestie van het oordeel van dergelijke lieden afhangt, zal elk boek van Erasmus de brandstapel verdienen, zelfs als het door Augustinus geschreven is en Erasmus in de titel voorkomt. Op die manier zal al wat met meer ontwikkelde en zuivere wetenschap verband houdt, aan het algemeen gebruik worden onttrokken en krijgen wij opnieuw Everhard, de Florista, Huguccio en het Catholicon opgedrongen,Ga naar voetnoot12. tenzij u, die noodgedwongen de medewerking van dergelijke lieden moet gebruiken, met uw verstandig en gematigd optreden hun onbeheerste verlangens bedwingt. Als er niets in mijn boeken stond dat op enigerlei wijze voor kritiek vatbaar was, zou ik natuurlijk gelukkiger zijn dan alle Hieronymussen en Augustinussen, vooral omdat mijn vijanden zoveel voorwendsels of valstrikken hebben en er dagelijks nieuwe aan toevoegen. Het gevolg is, dat men niets zo toegewijd en voorzichtig kan schrijven dat zich op een of andere manier niet voor kritiek leent, wanneer het niet aanstaat. Sommigen zullen zo'n werk vooral afkeuren, omdat het Griekse woorden gebruikt of een verzorgde stijl heeft. In mijn Colloquia staat niets dat onfatsoenlijk, goddeloos of opruiend is. Zeer veel onderwerpen zijn voor jonge mensen belangrijk om te weten, om te voorkomen dat zij zich blindelings op een levenswijze storten waarvan zij | |
[pagina 104]
| |
zich niet los kunnen maken, en naar CompostellaGa naar voetnoot13. heen en weer rennen met achterlating van vrouw en kinderen, terwijl het beter was geweest voor hen te zorgen. Voorts komen talloze kwesties aan bod, die de theologen in hun preken onder de aandacht van het volk zouden moeten brengen. Omdat er verschil is in het karakter van mensen, zal een serieus iemand zich wellicht storen aan iets dat charmant is gezegd en zal het bij een lastig iemand argwaan oproepen. Maar tegen de kritiek van dergelijke lieden is geen verweer mogelijk. Het past een oude man niet, zal iemand zeggen, zulke onzin te verkopen. Maar men prijst ouwelijke schoolmeesters die zich tot het gestamel van kinderen verlagen om hen tot het leren van letters te verleiden. Ik hoop dat uwe eminentie de Colloquia aan iemand te lezen geeft die Latijn en Grieks kent. Ik zeg niet aan Thomas More of Cuthbert Tunstall - zij zijn vrienden, hoewel beiden zo met Erasmus bevriend zijn, dat zij aan de waarheid de voorkeur geven -, maar een willekeurig iemand die niet opvallend naar haat of sympathie voor mij neigt. Als goddeloze passages worden aangetroffen, zullen die ook met mijn medewerking de jeugd bespaard blijven. Als enkele minder belangrijke passages aanstoot geven, zal men ze op advies van eerzame personen kunnen verbeteren, zodat voor de jeugd de bruikbaarheid intact blijft. Kort geleden heeft een dominicaan op zijn rug schotschriften Engeland binnengebracht die vier malloten van dezelfde orde tegen mij geschreven hadden, maar met gefingeerde auteursnamen en vol met de meest schaamteloze leugens.Ga naar voetnoot14. Zij hebben een koper gevonden, terwijl mijn Colloquia de boekwinkels worden uitgegooid. Van mijn Colloquia wordt een editie verkocht die vervalst is door de dwaas Lambertus Campester.Ga naar voetnoot15. Deze is onlangs na zijn beschermheer bestolen te hebben uit Lyon gevlucht. Mijn critici sluiten hun ogen hiervoor en wat zullen zij niet doen als u, evenwichtig als u bent, geen paal en perk stelt aan hun brutaliteit? Dit is niet meer in mijn belang, maar in het belang van de zaak waar het nu om gaat. Ik ben met een boek over de eucharistie begonnen, maar ermee opgehouden, niet omdat ik van plan veranderde, maar omdat ik bang ben dat bij die gelegenheid de onrustGa naar voetnoot16. die we het afgelopen jaar hebben gezien, opnieuw ontstaat. Oecolampadius heeft het volk grotendeels aan zijn kant, in de raad heeft hij veel aanhangers. | |
[pagina 105]
| |
Ik ben u buitengewoon erkentelijk dat u mij alle welwillende medewerking belooft voor het geval ik naar Engeland kom. Maar mijn arme lichaam is zo breekbaar, dat het bij verandering van slaapkamer, een zuchtje wind en welk onbeduidend voorval ook gevaar loopt. Ik werd sowieso heel vaak aangespoord hier te vertrekken. Paus AdrianusGa naar voetnoot17. nodigde mij met aantrekkelijke beloften naar Italië uit. Hoe vaak ben ik niet in FrankrijkGa naar voetnoot18. uitgenodigd, waar zelfs mijn huisvesting was geregeld en veel van de bijzondere sympathie van de koning voor mij getuigde? Degenen die mij naar SpanjeGa naar voetnoot19. uitnodigen, verzekeren dat er geen land is waar de naam Erasmus bij vorsten, kerkleiders en toonaangevende humanisten meer aangezien geniet. De zeer illustere vorst Ferdinand,Ga naar voetnoot20. op wiens persoonlijkheid ik buitengewoon ben gesteld, nodigt mij meer dan één keer met vriendelijke brieven en een geschenk uit om weg van de gevaren hier naar een veilig oord te komen. Andrzej Krzycki,Ga naar voetnoot21. bisschop van Plock, een erudiet persoon, schreef mij namens de koning en de aanzienlijken van het rijk en nodigde mij met aangename beloften uit een rustig leven te leiden dat past bij mijn ouderdom. Een paar andere Polen deden hetzelfde en stuurden daarbij prachtige eergeschenken. Ik schrijf dit niet uit roemzucht, want ik loop niet te koop met mijn verdiensten, maar breng hulde aan hun edelmoedigheid zonder dat ik vanwege mijn slechte gezondheid van hun meest vriendelijke steunbetuigingen kan genieten. En toch moet ik hier vertrekken en zelfs kruipend ergens anders heen gaan. Over wat ik over mijn Colloquia heb geschreven, heeft mijn KarlGa naar voetnoot22. mij wellicht verkeerd geïnformeerd. Toch zal het geen kwaad kunnen dat uwe eminentie voor deze kwestie gewaarschuwd is. Want sommige mensen zijn sterk geneigd alles van de schone letteren bij deze wereldbrand te betrekken. Al wat er in verfijnde stijl of gekruid met Grieks wordt geschreven, zal men verdacht noemen en aan censoren voorleggen. Zij zullen tijd rekken en tegelijk de verkoper en de koper teleurstellen. Maar voor intriges van die lieden zult u met uw buitengewone wijsheid, ook als niemand waarschuwt, op uw hoede zijn; de humaniora zullen bij u overvloedig steun krijgen vanwege uw menslievendheid. Deze verspreidt zich zo weldadig over iedereen, vooral bij degenen die zich in geleerdheid en rechtschapenheid onderscheiden, | |
[pagina 106]
| |
dat u alle afgunst die altijd met grote voorspoed pleegt samen te gaan, door uw grote edelmoedigheid hebt overwonnen. Moge God u voor ons zo lang mogelijk in goede gezondheid laten leven. Bazel, op de feestdag van Marcus, 1526 |
|