1695 Aan Jan de Hondt
Bazel, 20 april [1526]
Ik groet je hartelijk. Er is geen reden bezorgd te zijn om onze vriendschap, waarde vriend. Zelfs als al mijn jaargeld verloren zou gaan, is je bijzondere ijver voor mij zo bekend en je betrouwbaarheid zo bewezen, dat ik je niet kan verdenken van iets wat een oprecht en betrouwbaar iemand onwaardig is. Ik heb goede verwachtingen van Barbiers houding tegenover mij en ik denk niet dat hij zich schuldig zal maken aan iets wat onze vriendschap niet verdient. Het kwam voor mij slecht uit dat KarlGa naar voetnoot1. zo lang in Engeland is blijven hangen. Toch heb ik de mensen die ik van jou moest schrijven, laten weten dat ik nooit mijn eigenbelang zou verwaarlozen. Dat je Pieter Gillis over mijn zaken schrijft is beslist verspilde moeite. Niemand is mij zo welgezind als hij, maar in dergelijke zaken is hij even onervaren als traag. Ik stuur nu geen blanco kwitantie, omdat de koerier niet betrouwbaar genoeg is. Als wat we ondernemen succes heeft, moet je het geld bewaren of een kwitantie ontvangen van degene aan wie je het betaalt, dat wil zeggen van de zakenman Erasmus Schets, Pieter Gillis of Marcus Laurijn. Handel intussen als mijn vriend zoals je dat steeds doet. Over een terugkeer denk ik na, maar heb ik nog geen besluit genomen. Groet al mijn vrienden, in het bijzonder Jean Molinier.
Bazel, 20 april. Karl is hier gisteren aangekomen.
Er is hier één punt van zorg, Karel van Croÿ, al lange tijd, als ik mij niet vergis, bisschop van Kamerijk. Hij is een leerling van Jacobus Latomus. Ik weet niet hoe zijn houding tegenover mij is. Niet al te best, als wat mijn vrienden