De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 12. Brieven 1658-1801
(2014)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd1692 Van Louis de Berquin
| |
[pagina 94]
| |
gewoon vriendelijk niet alleen met twee eigenhandig geschreven brieven,Ga naar voetnoot5. maar ook via zijn afgevaardigdeGa naar voetnoot6. naar Rome heeft uitgenodigd. Dat zoveel kardinalen en vorsten bijzonder gunstig over je oordelen en spreken en dat zelfs paus Clemens met zijn briefGa naar voetnoot7. en een schitterend geschenk (als het ware een bewijs van zijn oordeel) heel duidelijk liet blijken hoezeer hij ingenomen was met je Paraphrasis op de Handelingen van de apostelen; volgens hem was alleen Erasmus geschikt om Oecolampadius' leerstelling over de eucharistie als onjuist te verwerpen. Want ik was dit toen toevallig van iemand te weten gekomen. Schrijf me alsjeblief of dit waar is. Ik heb daaraan toegevoegd dat ik bij het vertalen van je pennenvruchten niet tegen iets ben aangelopen dat een christenmens onwaardig is, als alles maar in zijn geheel oprecht en eerlijk wordt gelezen en niet met de bedoeling valse beschuldigingen naar voren te brengen. Als er al iets in je boeken mocht worden aangetroffen dat afwijkt van de christelijke leer, hoefde men alleen maar vast te stellen dat in de tekst ingegrepen of iets vervangen was. Je hebt daar meer dan eens over geklaagd, en heel onlangs in een brief aan Béda,Ga naar voetnoot8. dat ze niet moesten denken dat dit door mij verzonnen was. Wat de vertaling betreft heb ik hun aangetoond dat het heel duidelijk om valse beschuldigingen ging, en zei ik dat er evenveel verschil is tussen de pen van mij en van degene wiens vertaling zij lieten zien, als tussen een vos en een kameel. De titel was verkeerd, de naam onjuist, veel was er toegevoegd, nog meer weggelaten en heel veel was door een ondeskundige vertaler misvormd. Om te verhinderen dat ze zouden denken dat ik met deze woorden een uitvlucht zocht, bood ik aan met mijn eigen manuscript aan te tonen of ik wel of niet de waarheid sprak. In twee brieven van de koningin-moederGa naar voetnoot9. hadden de afgevaardigden de opdracht gekregen deze zaak te laten rusten tot de komst van de koning, omdat zijne christelijke majesteit van plan was over mijn zaak, die van Lefèvre en over een soortgelijke kwestie van een paar andere lieden uitmuntende, geleerde en verstandige personen te raadplegen en hen tot rechters te benoemen. Toch zijn zij uit onbeheerste haat, om de theologen een dienst te bewijzen of in het algemeen uit bezorgdheid om hun onbeperkte macht, tegen de naam van Erasmus ruimschoots tekeergegaan en hebben hem herhaaldelijk een ketter en een afvallige genoemd en Berquin zijn sympathisant. Passages die naar hun zeggen door theologen uit jouw boeken waren ver- | |
[pagina 95]
| |
zameld, hebben zij openbaar gemaakt, hoewel deze ingekort en verminkt waren. Zij beweerden dat het om ketterse passages ging die schisma's en schandalen veroorzaakten, naar ketterij stonken, dat wil zeggen dat die hun niet aanstonden. Het zou lang duren, zeergeleerde Erasmus, weer te geven wat ik heb geantwoord. Weet nu alleen dat ik over geen enkele passage overeenstemming met hen heb bereikt. Toch heb ik aan niets hardnekkig volgehouden, maar de betekenis uitgelegd of gezegd dat de passage op grond van wat eraan voorafging verduidelijkt werd, dat je bedoeling anders was dan de woorden leken weer te geven, dat er iets ontbrak of in de tekst was ingegrepen. Om kort te gaan: ik heb er met alle mogelijke middelen voor gezorgd dat ik niet aan hun kwaadwillende bedoeling tegemoetkwam, en dat zij geen gegronde reden hadden tegen mij of tegen jouw boeken van leer te trekken. Talloze protesten zoals zij die noemen heb ik ingediend. Maar zij legden de protesten en de opdracht van de koningin-moeder naast zich neer. Ofschoon ik geen enkel woord had gezegd dat strijdig was met het christelijk geloof, aarzelden zij toch niet mij voor ketter en sympathisant van ketters uit te maken. Daarbij noemden ze de namen van drie monnikenGa naar voetnoot10. die ik voordien weliswaar geweigerd had als verdacht te beschouwen (vooral een kartuizer prior), maar die bepaald niet welwillend tegenover Erasmus stonden en die alles wat deze tegen enkele dwaze lieden zoals Cousturier geschreven had, op de hele beroepsgroep betrokken. Hoewel het parlement op andere momenten dergelijke zaken snel afhandelde, liet het omstandig blijken dat juist in deze kwestie zo'n voorbarig en zogezegd overhaast oordeel hem niet aanstond; het besloot immers mij van het begin tot het eindeGa naar voetnoot11. te verhoren. Dat leidde zowel bij theologen als afgevaardigden tot tandengeknars. Zijne christelijke majesteit stuurde op de dag van de terugkeer in zijn vaderland,Ga naar voetnoot12. toen hij door zijn moeder van de kwestie volledig op de hoogte was gesteld, onmiddellijk een bode met een brief van hem naar het parlement en gaf opdracht zijn komst bij deze kwestie af te wachten; de parlementvoorzitters beval hij in een andere brief de zorg voor Berquin op zich te nemen en zei dat hij hen voor zijn leven of dood verantwoordelijk zou houden. Hier heb je in een paar woorden de tragedie van Berquin. Een punt met name mocht ik niet onvermeld laten: in de Paraphrasis die jij aan de koning hebt opgedragenGa naar voetnoot13. - het exemplaar dat ik heb vertaald hadden zij met enkele andere boeken van mij afgenomen - hebben zij niets aangewezen. Je kunt | |
[pagina 96]
| |
beslist wel vermoeden waarom. Het leek me intussen echter verstandig om in afwachting van de komst van zijne majesteit de passages die door hen zijn gemarkeerd, naar je toe te sturen. Alles wat zij genoteerd hebben stuur ik je toe. Maar de belangrijkste passages, dat wil zeggen die zij het meest hebben aangevallen, heb ik in de marge met een vingerteken aangegeven. Het zou een blijk van je beleefdheid zijn als je op hun lasterpraat reageerde, en dat niet terloops zoals je dat bij Béda hebt gedaan, maar met een overvloed aan argumenten en het gezag van de Heilige Schrift. Erasmus staat bij de koning hoog aangeschreven; hij zegt namelijk dat die theologen terwijl zij met hun arrogantie iedereen aanvallen, toch altijd voorzichtig van Erasmus af zijn gebleven. Zorg dat hij weet hoe weinig succesvol zij deze kwestie nu hebben aangevat. Hij is steeds een groot bewonderaar van je leer geweest; zijn bewondering zal groter zijn als hij beter van de dwaasheden van de theologen op de hoogte is. Nu zegt men hier steeds dat de theologen van de Sorbonne jarenlang niets van de werken van Erasmus hebben begrepen en nooit iets zullen begrijpen, als er niet iemand is die deze in het Frans vertaalt. Antwoord mij uitvoerig, vraag ik je, want al wat er is gebeurd, zal aan de koning meegedeeld worden. Zo lang jij wilt zal de bezorger wachten en, naar ik hoop, niet roepen dat zijn reisgeld is opgeraakt. Als je tegelijk een feestrede wil meesturen om onze vorst geluk te wensen met de terugkeer naar zijn vaderland,Ga naar voetnoot14. zoals ik je al een tijd geleden had gesuggereerd, wel, dan zal hij erop wachten; of als je liever wilt dat hij naar me teruggaat wanneer je de passages hebt ontvangen en mij de feestrede via een ander doet toekomen, moet je doen wat je voorkeur heeft. Een koerier die jij terugstuurt, zal niet zonder een beloning thuiskomen; ik geef je hiervoor mijn erewoord. Bij het ‘Schild van Bazel’Ga naar voetnoot15. of bij Bérault zal de koerier mijn verblijfplaats te weten komen, hoewel Bérault heel weinig in de stad aanwezig is. Het ga je goed, zeergeleerde Erasmus, blijf Louis tot je meest toegewijde vrienden rekenen. Parijs, 17 april 1526 Neem mij de onhandigheid van mijn opmerkingen, vooral bij de beschrijving van de passages, niet kwalijk, want ik was ziek en wilde voor niemand deze kwestie uit de doeken doen. |
|