De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 12. Brieven 1658-1801
(2014)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd1689 Aan Bernhard von Cles
| |
[pagina 85]
| |
je nadat ik je een verhaal heb verteld dat ik onlangs bij Seneca,Ga naar voetnoot4. een hoogst betrouwbare auteur, las. Het zou misschien nuttig kunnen zijn dit niet alleen bij deze zaak in gedachte te houden. Koning Philippus van Macedonië, de vader van Alexander de Grote, die om zijn ware geestesgaven in elk geval groter is dan zijn veelgeprezen zoon, wordt tot de goede vorsten gerekend en is vooral beroemd om zijn rechtvaardigheid en beschaafd gedrag.Ga naar voetnoot5. Hij had een soldaat in dienst met een sterke hand, maar met een slecht karaker en zijn medewerking had hij bij veel expedities als nuttig ondervonden. Vanwege zijn dapperheid had de koning hem herhaaldelijk een deel van de buit gegeven en de man, die eenvoudig om te kopen was, met talrijke beloningen tot plunderingen aangezet. Op dezelfde manier krijgen honden iets van de ingewanden van een wild dier toegeworpen om ze bij het jagen des te feller te laten zijn. Door schipbreuk in een storm was deze man toevallig op het terrein van een Macedoniër terechtgekomen. Toen deze Macedoniër hiervan bericht kreeg, nam hij de man die half dood was, op, verpleegde hem, verzorgde hem dagenlang met de grootste vriendelijkheid en voorzag hem ten slotte bij zijn vertrek van reisgeld. Intussen zei de soldaat vaak tegen zijn gastheer: ‘Ik zal u bedanken, als het mij lukt mijn commandant weer te zien.’ Hij deed wat hij had beloofd. Hij ging naar de koning, vertelde over zijn schipbreuk, maar zweeg over de hulp die hij had gekregen. En zonder verdere omhaal vroeg hij aan de koning het landgoed van de Macedoniër, die hem opgenomen, verzorgd, genezen en van reisgeld voorzien had; tegen de man die zich zo verdienstelijk had gemaakt, verzon hij een of andere rechtszaak. Dit was nu de beloofde dank betuigen. De koning was de dappere soldaat ter wille, had medelijden met de schipbreukeling en geloofde de ondankbare man. Wat moet ik verder zeggen? Hij gaf wat hem werd gevraagd. Op deze wijze maken ook rechtvaardige vorsten fouten, vooral in een oorlog. Ik zal het verhaal niet afmaken, maar enkele zinnen citeren die Seneca in deze passage inlast:Ga naar voetnoot6. ‘Veel geschenken,’ zegt hij, ‘geven koningen met de ogen dicht, vooral in een oorlog. Een rechtvaardig iemand is niet tegen gewapende verlangens opgewassen. Niemand kan tegelijkertijd als een goed iemand en als een goede veldheer optreden. Hoe kunnen de onverzadigbare verlangens van zoveel duizenden mensen bevredigd worden? Wat zullen ze nog krijgen, als ieder het zijne heeft?’ De Macedoniër die van zijn bezit was beroofd, liet de onbetrouwbaarheid van zijn hoogst ondankbare gast niet on- | |
[pagina 86]
| |
gemerkt voorbijgaan. Met een korte maar openhartige brief stelde hij de koning van de hele kwestie op de hoogte. De voortreffelijke koning vond deze gebeurtenis even onaangenaam als de man die van zijn landgoed was verdreven en zonder aarzeling droeg hij Pausanias op - zo heette de soldaat - de man onmiddellijk zijn oude bezit terug te geven. Welke beloning verdiende deze gewetenloze soldaat, ondankbare gast, hebzuchtige schipbreukeling en schaamteloze eiser? Op zijn voorhoofd dienden tekenen aangebracht te worden die op een ondankbare gast wijzen. Wellicht lijkt dit voorbeeld niet op de zaak van dit ogenblik, maar de uitmuntende vorst Ferdinand dient nu toch gewaarschuwd te worden dat niemand op soortgelijke wijze van zijn goedheid misbruik maakt. Het is zonder meer gerechtvaardigd tegen personen op te treden die zich eenmaal aan gewetenloosheid hebben overgegeven, hoewel zij die licht besmet zijn, naar mijn mening eerder genezing dan straf verdienen. Maar de wijze vorst dient hier te verhinderen, dat onder het voorwendsel van gerechtigheid onschuldigen onrecht wordt aangedaan. Er zullen veel mensen opduiken die onder het voorwendsel van de godsdienst hun best doen wraak te nemen op degenen die zij haten. Meer mensen verlangen naar buit, en wie iets bezit zal niet aan laster ontkomen. Heel Bazel weet dat deze jongemanGa naar voetnoot7. niet alleen nooit iets te maken had met deze partijen - wat hier zeldzaam en opvallend is -, maar ook altijd dit slag mensen verafschuwde. En toch berooft men hem van twee landgoederen. De rest zul je van hemzelf te weten komen. Hij is niet bang om bij welke rechter ook zijn zaak te bepleiten. Zo groot is het vertrouwen van een onschuldige geest. Wees zo vriendelijk bij de befaamde Johannes Fabri of bij hemzelf naar de overige feiten te informeren. Moge de almachtige Jezus jou, eerwaarde, in goede gezondheid laten leven. Bazel, 16 april 1526 |
|