De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 12. Brieven 1658-1801
(2014)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd1686 Aan Francesco Chierigati
| |
[pagina 76]
| |
dan ook bent kwijtgeraakt, komt een andere kwaal tevoorschijn. Maar over de zaken van de vorsten kan ik niets schrijven dat jou onbekend is, en als ik het wel zou kunnen denk ik dat het niet zonder gevaar zou zijn. De weg is erg lang, er is geen vertrouwen en de sympathieën van de mensen veranderen voortdurend. De opstand van de boerenGa naar voetnoot4. is bijna bedwongen, maar op een meedogenloze wijze. De omvang van de kwaal vereiste dit. Desondanks dreigt deze pest opnieuw uit te breken. Maar men heeft er naar mijn mening voor gezorgd, dat de opstandelingen niet kunnen doen wat eerder wel mogelijk was. Er is trouwens een andere pest, die zich al bijna van heel Europa meester heeft gemaakt en veel ernstiger is dan de razernij van de oorlogen. Want de eerstgenoemde pest gaat slechts tegen mensen en hun bezittingen tekeer, maar de andere laat door het schenden van de godsdienst en het vernietigen van de eendracht de mens volledig in de onderwereld terechtkomen. Toch lijkt hij milder dan een normale pest, want veel mensen komen weer bij zinnen en bij de meesten is de sympathie bekoeld. Ik maak in deze kwestie op geen enkele manier aanspraak op enige roem, zelfs wanneer lieden die deze sekte krachtig steunen, zo tegen mij tekeergaan alsof ik mij hiervoor het meest heb ingezet. Om over anderen nu maar te zwijgen: Luther heeft onlangs een enorm werk tegen mij geschreven, waar hij lang en met veel ijver aan had gewerkt, maar met zoveel bittere opmerkingen, beledigingen en laster doordrenkt dat hij tegen niemand eerder zo vijandig heeft geschreven. Mijn gedeeltelijk antwoord stuur ik je toe.Ga naar voetnoot5. Zijn publicatie krijg je ook van me, als ik iemand kan krijgen, die deze kleine last wil dragen. Een heftig meningsverschil onder zijn volgelingen versterkt mijn hoop dat aan dit kwaad een eind komt. Luther verdedigt met enkele aanhangers dat het ware lichaam van Christus in de eucharistie aanwezig is; vele anderen verzetten zich sterk hiertegen. Aan beide kanten wordt de kwestie met bijtende pamfletten behandeld. In Zwitserland is besloten met Pinksteren een openbaar debatGa naar voetnoot6. te houden in een stad die de naam aan haar baden ontleent, Baden. Wat dat voor mij zal betekenen weet ik niet. Enkele duistere lieden, die denken dat zij de hele kerk op hun schouders torsen, doen hun best te voorkomen dat het een succes wordt. Onder het voorwendsel de godsdienst te verdedigen dienen zij hun eigen verlangens. Want omdat zij de talen en de humaniora veel dieper haten dan de hele Luther, doen zij met opvallende trucs hun best om degenen die dit soort studies bevorderen, op elke manier te beledigen. | |
[pagina 77]
| |
Terwijl ik niet zonder persoonlijk gevaar tegen een krachtige partij strijd, heeft intussen iemand in LeuvenGa naar voetnoot7. drie werken tegen mij laten verschijnen zonder daarbij mijn naam te vermelden. Daarna hebben vier dominicaner malloten zonder hun naam te noemen, maar wel die van mij, een boekGa naar voetnoot8. uitgegeven, dat aan alle kanten wemelt van misdadige leugens en meer dan idiote beschimpingen. Na het plegen van deze misdaad zijn zij alle kanten uit gevlucht. In Parijs heeft bovendien een of andere dominicaanGa naar voetnoot9. mijn Colloquia misvormd en onder mijn naam een voorwoord eraan toegevoegd waarin ik mijzelf veroordeel. In Lyon liet deze pias zijn vroomheid zien, want hij stal bij zijn beschermheer, zoals ze me schrijven, driehonderd gouden kronen en sloeg op de vlucht. Hij is gegrepen toen hij te midden van enkele hoeren vrolijk zat te drinken.Ga naar voetnoot10. In hetzelfde Parijs heeft Pierre Cousturier, een theoloog en kartuizer, onlangs een boek van een normale omvang tegen mij gepubliceerd, waarin hij niets anders dan ondoordachte oordelen, ketterse uitspraken en lasterpraat laat horen. De enige reden is dat ik het Nieuwe Testament slechts voor privégebruik heb vertaald. Dezelfde man publiceert nu een boekGa naar voetnoot11. waarvan ik alleen maar het begin heb gezien, maar dat duidelijk van zijn onbedwingbare kwaadsprekerij getuigt. En toch zijn het volstrekt onbetekenende futiliteiten, die hij tot zulke tragedies opblaast. Door toedoen van deze lieden blijft er geen tijd over om te doen wat mijn hart verlangt en wat jij met je vroomheid adviseert. Maar hoewel het erg moeilijk is met zo'n sterke partij oorlog te voeren en nog lastiger om alleen aan beide linies te strijden en van beide kanten aanvallen af te weren, ben ik toch vastbesloten eerder aan deze ellende te overlijden dan het lidmaatschap van de kerk op te geven. Christus zal mij kracht en beloning geven. Als ik je kon ontmoeten, zou ik over meer zaken mijn hart bij je uitstorten; ik hoop dat dit eens zal gebeuren. Deze hele herfst en winter heb ik met verkoudheid en nierstenen te kampen gehad, tegen de lente begon ik weer op adem te komen. Eerwaarde, meest geachte bisschop, ik wens je alles toe wat je met je buitengewoon vriendelijke manier van doen verdient. Bazel, eerste paasdag 1526 |
|