De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 12. Brieven 1658-1801
(2014)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd1683 Aan Hieronymus Emser
| |
[pagina 69]
| |
naamGa naar voetnoot2. al genoeg had gezegd. De situatie is zoals ik schreef. Toen ik de Spongia schreef, wist ik absoluut niet dat jij iets tegen Luther had gepubliceerd. En stel dat ik dat geweten had, dan koester ik niet onmiddellijk haatgevoelens tegen degenen die ik niet vermeld. We leven trouwens in een eeuw, waarin het soms vanwege boze tongen voor mij uitermate onveilig is zelfs mijn beste vrienden in mijn geschriften te noemen. Ik vraag mij af waar je familielidGa naar voetnoot3. zich heeft opgehouden, want het boekGa naar voetnoot4. met je brief van 10 januariGa naar voetnoot5. bezorgde hij op 19 maart. Toevallig kreeg ik het boek van Luther in handen,Ga naar voetnoot6. maar zo laat, dat er voor het begin van de jaarmarkt nauwelijks twaalf dagen overbleven om die breedsprakige onzin van hem te lezen, mijn DiatribeGa naar voetnoot7. opnieuw door te nemen, een antwoord te schrijven, betrouwbare kopieën te controleren, de tekst te laten drukken en deze te corrigeren. Wat ik zeg, klinkt ongelooflijk, maar het gebeurde in het bijzijn van veel getuigen. Met zes persen drukte Froben per dag drie katernen. Het werk van Luther overviel mij, terwijl ik door langdurige inspanningen al uitgeput en bovendien door een bijna voortdurende ziekte verzwakt was. Geen weer is ongunstiger voor mijn arme lichaam dan wat we bij na steeds van eind juli tot op de dag van vandaag hebben gehad. De reden van mijn haastige arbeid was dat, hoewel hetzelfde werk van Luther tegelijk in Augsburg, Straatsburg en Neurenberg werd gedrukt, zij met ongelooflijke ijver probeerden te verhinderen dat er iets in mijn handen kwam. Hun streven was namelijk om tot aan de eerstkomende jaarmarkt ongestraft hun triomf te vieren. Om dat te voorkomen heb ik met een half werk geantwoord.Ga naar voetnoot8. De rest heb ik nu onderhanden.Ga naar voetnoot9. Wat ik heb voltooid, stuur ik je toe; je zult hier je naam aantreffen, maar zonder eervolle vermelding. Om bepaalde redenen doe ik dat daar bij niemand. Als jij vriendschap baseert op wederzijdse genegenheid, zal ik niet toelaten dat ik door jou word overtroffen. Als je haar baseert op het noemen van een naam, zal ik ook in dit opzicht mijn plicht nakomen, zodra een gelegenheid zich voordoet. | |
[pagina 70]
| |
In jouw gedichtGa naar voetnoot10. spraken mij de helderheid en de glans van een krachtige taal aan. Bij het gebruik van Griekse woorden sta je je een grote vrijheid toe door de laatste lettergreep van disdiapason te verkorten en de eerste lettergreep van catholico te verlengen, iets wat trouwens ook Prudentius nogal vaak doet. Met dergelijke geschriften en strengheid zullen we niets bereiken. Maar de afloop zal duidelijk maken dat ik hier een echte profeet was; zo ver heeft het kwaad zich al verspreid. Toch waardeer ik het dat vorsten met toewijding de onruststokers in bedwang houden. Bestaat er iets vriendelijkers dan mijn Diatribe? Wat heeft zij desondanks anders opgeleverd dan dat zij de volgelingen van Luther tot grotere dwaasheid heeft aangezet? Hoewel ik wist dat dit zou gebeuren, ben ik toch de koningGa naar voetnoot11. en de kardinaalGa naar voetnoot12. van Engeland, de pausGa naar voetnoot13. en verscheidene geleerde vrienden ter wille geweest, waabij ik intussen niet verzweeg wat de consequentie ervan zou zijn. Ik verwachtte van Luther geen enkele matiging, maar zoveel boosaardige laster kwam als een verrassing. Overal maken zij zich meester van de humaniora om namelijk met dit voorwendsel hun partij sterker te maken, en uiteindelijk zullen zij ook deze studiën vernietigen. Wat voor razernij Parijs bevangen heeft, maakt de ApologiaGa naar voetnoot14. duidelijk, waarmee ik Cousturier van repliek dien. En Noël Béda heeft op meer dan tweehonderd passages in mijn Paraphrases kritiek geleverd.Ga naar voetnoot15. De gevaarlijkste passage was dat ik bij de verklaring van de woorden van de engelGa naar voetnoot16. ‘Gij hebt genade gevonden’, had geschreven ‘Dit is niet uw verdienste, maar een blijk van een goddelijke gunst.’ Ik stuur je een gedicht van Andrzej Krzycki, bisschop van Hongarije.Ga naar voetnoot17. Ik verbaas mij dat je niets over Teyng schrijft. Ik hoor dat hij bij de hertog niet zo welkom was als ik hoopte. Niettemin is hij een goed iemand die bijzonder bedreven in de talen is, en hij was op mijn kosten uitgenodigd. Toch zou ik dat niet gedaan hebben, als de vorst er niet zo vaak om had gevraagd. Ik wilde je meer zaken toevertrouwen, maar ik moet met Luther strijden en ik hoop dat dit hem slecht vergaat. Verbaasd vraag ik mij af wat hij zich heeft voorgesteld door tegelijk als grappenmaker en evangelist op te treden. Bazel, 1526 |
|