De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 12. Brieven 1658-1801
(2014)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd1679 Aan Noël Béda
| |
[pagina 57]
| |
heeft, bij jou ter sprake mocht brengen. Vervolgens ransel je me af, alsof ik een ongunstig oordeel heb over de theologen van de Sorbonne. Ik heb integendeel voor niemand meer respect dan voor oprechte theologen en met geen enkele goede theoloog heb ik ooit maar iets van een meningsverschil gehad. Als ik klaag over slechte theologen die deze naam niet verdienen, is het niet bedoeld om de beroepsgroep onrecht aan te doen, evenmin als wat tegen christelijke woekeraars en overspelplegers wordt gezegd, een belediging van alle christenen beoogt. Je woorden klinken zo, alsof ik de ondergang van alle theologen zou wensen. Ik wens je geluk met het feit dat zij in Frankrijk een goede reputatie genieten. Stonden jullie ook maar bij alle mensen zo goed bekend. Als dit niet gebeurt, is het niet de schuld van de theologie, maar van de eenzijdige oordelen en de kleinzielige handelwijze van bepaalde theologen. En bijna altijd krijgt de onbeschaamdheid van enkele lieden de overhand. Was er iets onbehoorlijker dan dat de kartuizer Cousturier, die met zachtmoedigheid de onstuimigheid van anderen had moeten matigen, met een dergelijk boekGa naar voetnoot2. tegen mij tekeerging? Wat ik doe, doe ik met goede bedoelingen. Hij moest zijn pen tegen Luther en diens volgelingen gebruiken, niet tegen mij, hoewel ik het meer dan één keer betreurd heb dat ik hem een antwoord heb geschreven.Ga naar voetnoot3. Zijn stijl kan mij niets schelen, hoewel hij een hoogst ondankbare nietsnutGa naar voetnoot4. bij zich heeft, die ik een poos geleden, terwijl hij uitgehongerd was, onderricht en eten heb gegeven. Diens medewerking misbruikt hij om zijn stijl te verfijnen. Overigens vraag ik mij vol verbazing af wat de leerstellingen van Cousturier zijn, die de goedkeuring van de theologen hebben verkregen. Ík denk dat het werk door een of twee mensen is geschreven zonder dat de theologen ervan wisten. Want sommige mensen beleven genoegen aan dergelijke tragedies en genieten van de dwaasheid van een ander. Wat Oecolampadius betreft schrijf je, alsof men het de talen en de humaniora kwalijk moet nemen dat hij zo van het ware geloof afdwaalt.Ga naar voetnoot5. Zij die zich hierop toeleggen, worden nu voor revolutionairen uitgemaakt, hoewel de verbinding van de talen en de humaniora met de beoefening van de theologie al heel lang bestaat. Maar een nieuw fenomeen is de behandeling van de Heilige Schrift met de spitsvondigheden van sofisten zoals Aristoteles, Aver- | |
[pagina 58]
| |
roes en Scotus (die naast de filosofie van de heidenen ook zijn eigen ingewikkelde kwesties heeft ingevoerd). Het is waarachtig een fraai gegeven, als iemand de verdenking van ketterij op zich laadt, omdat hij over iedere theoloog klaagt door wie hij is beledigd, en genoegen beleeft aan de kennis van de talen en de humaniora! Jouw opmerkingen,Ga naar voetnoot6. of zij nu terecht waren of niet, zouden mij nooit hebben gekwetst, als je ze me had toegestuurd. Nu heb jij ze in je woonplaats met een ergerniswekkend voorwoord als van een censor verspreid, tot mijn nadeel en nog afgezien van het feit dat ik ze hier toevallig onder ogen heb gekregen. Toch ben ik hiermee ook tevreden, want ik ga ervan uit dat je geest oprecht is, ook al is het taalgebruik dat van een Scyth,Ga naar voetnoot7. en ik heb liever de wonden van een vriend dan een vijand die mij probeert te vleien. Ik begrijp verder niet goed welke slechte vrienden je bedoelt, die blind zijn in hun oordelen. Want Baer reken ik tot mijn normale vrienden. Dat mijn werkje over het verbod vlees te etenGa naar voetnoot8. niet zo goddeloos is als sommigen denken, wordt ook bewezen door het feit dat het bij de aanhangers van Luther opvallend veel beroering heeft veroorzaakt. Ik heb het opnieuw gelezen en kan niet anders dan verbaasd zijn over de punten waar jullie zoveel aanstoot aan nemen. Dat ik niet behoor tot de groep van degenen die niets aannemen behalve wat nadrukkelijk in de Heilige Schrift staat, maken mijn werken heel duidelijk, als je tenminste tijd zou hebben deze te lezen. Berquin stuurde mij twee werkjesGa naar voetnoot9. die hij in het Frans had vertaald. Hij maakte uittreksels van mijn werken en voegde daar eigen opmerkingen bij die niets met mij van doen hebben. Hier bestaat veel steun voor de opvatting van Karlstadt over de eucharistie. Capito heeft een werk in het Duits geschreven.Ga naar voetnoot10. Zwingli heeft zijn standpunt in talrijke geschriften verdedigd. Oecolampadius heeft al twee keer over deze kwestie geschreven.Ga naar voetnoot11. Zodra het | |
[pagina 59]
| |
werkGa naar voetnoot12. van Oecolampadius verscheen, verbood de magistraat de verspreiding ervan. Hij vroeg Baer, Cantiuncula, Bonifacius Amerbach en mij om een persoonlijk advies. Na het boek doorgelezen te hebben antwoordde ik wat een orthodox gelovige betaamt. Daarom wordt het boek hier niet verkocht en tegelijk heeft de magistraat verordend, dat hier niets van Oecolampadius in druk mag verschijnen. Er bestaat goede hoop dat de hele stad aan haar geloof vasthoudt. Toen er een jaar geleden bij de magistraat een meningsverschil bestond over het huwelijk van priesters en monniken en over andere kwesties, vroeg men mij om raad en heb ik een christelijk advies gegeven. Als je hier was en het rumoer en de dreigingen van die partij meemaakte, die sterker is dan je zou denken, zou je wel toegeven dat Erasmus vanwege zijn verdediging van de christelijke godsdienst heel wat te verduren heeft en dat hij niet verdient dat mensen als Cousturier en aanhangers van Luther hem tegelijkertijd neersteken. En je zou het ook met meer reden zeggen, als je het boek had gelezen dat Luther nu tegen mij heeft geschreven.Ga naar voetnoot13. Het is een en al giftigheid, sarcasme, spot en schunnige beledigingen; tegen niemand heeft hij tot nog toe zo dwaas geschreven. Een gedeeltelijke reactie stuur ik je toe,Ga naar voetnoot14. want ik kreeg slechts één exemplaar uit Leipzig toegezonden,Ga naar voetnoot15. maar zó laat dat er voor het lezen, antwoorden en drukken nauwelijks twaalf dagen resteerden. Ik weet dat het een riskante onderneming was, maar zij waren er op uit, dat het werk vóór de najaarsmarkt enkele maanden lang zou triomferen. Het boek van Luther wordt in het Duits vertaaldGa naar voetnoot16. om wevers en boeren tegen mij op te zetten. Ik zou willen dat ik nu bij jullie was, want het is een scholastiek onderwerp. Luther heeft met opzet alles op scholastieke spitsvondigheden laten uitlopen, omdat hij weet dat ik hierin minder bedreven ben. Baer is door zijn eigen bezigheden in beslag genomen en is trouwens niet meer op de hoogte van wat op de scholen wordt behandeld. Ik heb de werken van Gerson aangeschaft en ben met het lezen van enkele ervan begonnen. Dat de passage in de werken van Clichthove waar jij op wijst,Ga naar voetnoot17. op mij betrekking heeft, zou ik niet kunnen vaststellen, zelfs niet als ik haar duizendmaal had gelezen. Er is | |
[pagina 60]
| |
niets dat zover van mijn gedachtegoed af staat. Hoewel jij in deze kwestie voor mij een belangrijke autoriteit bent, omdat jij, naar ik hoor, de schrijver bijstaat,Ga naar voetnoot18. kan ik maar met moeite geloven dat hij dergelijke dingen tegen mij had geschreven. En als hij dat wel heeft gedaan, wens ik hem een manier van denken toe die minder ver af staat van een christelijke soberheid. Ík ben ervan overtuigd dat zelfs geen lettergreep in dat werk op mij betrekking heeft. Verschillende redenen hebben mij gedwongen een publicatie over de eucharistieGa naar voetnoot19. uit te stellen. Ik besef overigens hoe gevaarlijk het is in deze tijd ook maar iets te schrijven. Met de heilige ingewanden van de maagd Maria zit het zo.Ga naar voetnoot20. De procuratorGa naar voetnoot21. van de aartsdiakenGa naar voetnoot22. had mij voor het diner uitgenodigd. Wij zaten daar twee uur. Dit was heel vervelend voor mij, omdat ik nauwelijks meer dan een half uur kan zitten. Een uitvoerig dankgebed werd uitgesproken, dat uit diverse fragmenten was samengesteld, Kyrie eleison, het Onze vader, De profundis en veel andere gebeden, die wellicht geschikter waren om op een ander tijdstip op te zeggen. Toen ik dacht dat het afgelopen was, bedekte ik mijn hoofd en begon ik van mijn tafelgenoten afscheid te nemen. Onverwacht begon de dienaar met Et beata viscera. Lachend zei ik op dat moment: ‘Dat ontbrak er nog maar aan.’ Ik verontschuldigde mij, omdat ik niet was blijven wachten, en leverde tegelijk kritiek op die litanie. Overigens heeft niemand zo'n grote hekel aan die critici van de Maagd als ik. In die tijd kreeg de mis die ik op verzoek van iemandGa naar voetnoot23. ter ere van de Maagd van Loreto had geschreven, de goedkeuring van de aartsbisschop van Besançon.Ga naar voetnoot24. Tot zover hierover en niets meer. Het ga je goed. Bazel, 13 maart 1526 Je oprechte vriend Erasmus van Rotterdam, eigenhandig ondertekend |
|