De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 12. Brieven 1658-1801
(2014)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd1662 Van Jacobus Piso
| |
[pagina 22]
| |
worden. Omdat deze ongelukkige toestand met niets beter dan met een brief verholpen kan worden, kreeg Ursinus zonder moeite van mij gedaan, dat ik je eindelijk zou terugschrijven; daarbij aanvaardde hij geen excuus voor mijn langdurig zwijgen, voordat ik zelf garandeerde dat ik dit zou doen. Mijn genegenheid voor je spoorde mij sterk aan, maar schaamte weerhield mij enigszins, omdat ik eerlijk de fout van zulke nalatigheid erkende. Want als ik mij bij iemand van mijn vrienden aan een dergelijke ondankbaarheid ooit schuldig heb gemaakt, was dat inderdaad vooral bij jou, meer dan bij alle andere vrienden, omdat ik al zoveel jaren hardnekkig tegenover je heb gezwegen. Het zij verre van me om als rechter mijzelf van mijn vergrijp vrij te spreken zonder mij ook nog vrijwillig te veroordelen tot een zware boetedoening, die zo ingrijpend is dat ik niet verwacht haar gemakkelijk uit te kunnen voeren. Want ook als je mij met al je vriendelijkheid volledig van elke schuld bevrijdt, wordt dat toch absoluut niet gedaan door talrijke machtige personen die goed op de hoogte zijn van jouw gevoelens voor mij en mijn gevoelens voor jou. Dat weten vooral diegenen, bij wie ik onophoudelijk tot op de dag van vandaag direct bij het verschijnen van je naam - of eerder van je goddelijke persoonGa naar voetnoot2. - al je kwaliteiten heb bezongen, waarmee ik desondanks je voortreffelijke eigenschappen en je inspanningen voor het christendom tekortdeed. Wat de eerdere fout van mijn nalatigheid nog erger maakt (waarom zou ik het verborgen houden?) is het feit, dat ik zelfs de briefGa naar voetnoot3. niet heb beantwoord, die ik nog in Praag vier jaar geleden uit handen van de zeer eerwaarde bisschop van Olomouc, Stanislas,Ga naar voetnoot4. had ontvangen. Het antwoordGa naar voetnoot5. was toen weliswaar gereed, maar is niet verzonden, omdat ik rond die tijd als gezant naar Neurenberg naar de illustere vorst FerdinandGa naar voetnoot6. moest vertrekken. Het was eenvoudiger geweest je van daaruit te schrijven, maar door het snelle vertrek van de vorstGa naar voetnoot7. kwam de verzending op dat moment in het gedrang. Daarna kreeg ik een ander gezantschap opgedrongen, namelijk naar de illustere koning van Polen.Ga naar voetnoot8. Toen ik in alle haast mijn bagage verzamelde, raakte het antwoord op je brief dat ik gereed had, tussen andere papieren zoek | |
[pagina 23]
| |
en ik heb dat tot op heden ook niet teruggevonden. Misschien zou het nog langer zoek zijn geweest, als mijn vriend Ursinus er niet alleen op had aangedrongen dat antwoord te zoeken, maar ook deze brief er als een soort compensatie en rente bij te voegen. Beide heb ik niet tegen mijn zin gedaan en zelfs met des te meer genoegen, omdat de zeer eerwaarde heer Stanislas Thurzo, bisschop van Olomouc, mij nadrukkelijk hierom vroeg. Hij is iemand die evenveel door kennis van de literatuur als door een onberispelijke levenswandel uitmunt. Toen hij hier in Buda verscheidene dagen bij de vorstGa naar voetnoot9. verbleef, spraken wij, zoals vaak in het verleden, heel uitvoerig over je. Er was geen sprake van dat hij enige afbreuk deed aan mijn oude verzameling lofprijzingen van Erasmus, maar hij voegde er steeds een nieuwe reusachtige stapelGa naar voetnoot10. aan toe. Het spijt me niet onder het gewicht ervan gebukt te gaan, het is mij in tegendeel een groot genoegen dat door het oordeel van zo'n belangrijk persoon mijn mening over jou verder wordt verspreid. Daarmee is een bisschop vanwege zijn verheven waardigheid veruit de meerdere van een proost, Thurzo de meerdere van Piso vanwege de luister van zijn naam, waar ik nog zijn kennis van de letteren aan toevoeg. Toch voel ik in deze kwestie zo weinig afgunst, dat ik naar mijn mening terecht tevreden kan zijn, omdat ik op één en hetzelfde ogenblik als eerste de twee gebroeders Thurzo ertoe heb aangezet je te schrijven, de een bisschop van Wrocław zaliger nagedachtenis,Ga naar voetnoot11. de ander bisschop van Olomouc. Want toen zij ongeveer acht jaar geleden, hoffelijk als ze waren, tegelijk bij mij verbleven (ik woonde toen in het paleis van de koningGa naar voetnoot12.) en enkele boeken van jou op tafel opensloegen en inzagen, vroegen zij met één mond mij naar mijn mening over Erasmus, en dat met des te meer aandrang omdat zij begrepen dat ik door oude vriendschap al lang met je was verbonden. Dat lag gedeeltelijk aan mijn verhaal en gedeeltelijk aan een brief die je mij ooit vanuit Siena naar Rome had gestuurdGa naar voetnoot13. en die ik als beslist kostbaarder dan goud heb bewaard. Beide eerwaarde bisschoppen namen eerst de brief in hun hand, kusten hem en lazen hem keer op keer met groot enthousiasme. Voor mij was het niet moeilijk meer hen ertoe te bewegen jou te schrijven; zij deden dat kort daarna uit eigen beweging en overvloediger dan waartoe ik kon aansporen, omdat zij zo vriendelijk waren je niet alleen met een brief,Ga naar voetnoot14. maar ook | |
[pagina 24]
| |
met giften en geschenkenGa naar voetnoot15. te eren. Dit was hun beiden door hun vaderGa naar voetnoot16. zaliger nagedachtenis, een zeer integer persoon, bijgebracht, zodat men zonder meer mag aannemen dat hij hen niet alleen als erfgenamen van zijn aanzienlijk vermogen, maar ook van zijn uitzonderlijke vrijgevigheid heeft achtergelaten. Ik heb dit ter sprake gebracht, omdat ik aan de bisschoppen Thurzo heel wat, maar aan hun vader het meest te danken heb. In mijn herinnering was de man niet alleen buitengewoon gelukkig vanwege zijn functies, gezondheid, kinderen en rijkdom, maar ook zijn leven lang niet te overtreffen in godsdienstigheid, bezonnenheid, vriendelijkheid, betrouwbaarheid en standvastigheid. Toen zijn doodGa naar voetnoot17. in Rome aan de zeer eerwaarde heer Pietro,Ga naar voetnoot18. voormalig kardinaal van Reggio, werd bericht (want die was als gezant in Hongarije een grote vriend van Thurzo geweest), wendde hij zich tot mij, nam mij bij de hand alsof hij een nieuwe overeenkomst wilde sluiten en zei: ‘Ik weet, Piso, dat jij Thurzo altijd hogelijk gewaardeerd hebt. Toch wil ik dat jij op jouw beurt voorgoed van mij weet dat ik van de vooraanstaande mensen die ik in Europa ken, niemand heb ontmoet die in alle soorten deugden Thurzo's gelijke is. Voor zo'n groot iemand met zoveel levenservaring schreef ik toen voor de vuist weg het volgende lofdicht: Het grootste voorbeeld van deugden dat Europa ooit zag
Was zelfs naar de mening van Rome Thurzo.
Ik werd als het ware tussen de bedrijven door tot dit onbeduidende gedicht niet alleen geleid door mijn herinnering aan een eerbiedwaardige oude man, maar ook door zulke warme gevoelens van de voortreffelijke bisschopGa naar voetnoot19. voor jou als ik bij mensen van zijn stand bijna nergens heb gevonden. Als andere bisschoppen ook zijn vrijgevigheid voor geletterden volgden, ieder conform zijn middelen, zouden de humaniora er werkelijk veel beter voor staan. Je krijgt nu een brief, beste Erasmus, waarvan je het allegaartje deels aan de bisschop en deels aan Velius kunt wijten. Voor mij zou het in elk geval voldoende zijn de schandvlek van een ernstige nalatigheid op welke manier dan ook te verwijderen, als tenminste de langdurige smet van zoveel jaren door de ijver van één of twee uur voldoende te compenseren valt, en als het feit | |
[pagina 25]
| |
dat ik zowel door te schrijven als door te zwijgen steeds in grote standvastigheid uw vriend ben geweest, mijn nonchalance wellicht in enig opzicht goedmaakt. Ik kan wel verdragen dat mijn gevoelens door anderen worden geëvenaard, maar niet dat zij mij hierin overtreffen, zelfs niet degenen die op grond van hun diensten en weldaden hun grote vriendschap hebben bewezen en terecht verdienden jou veel dierbaarder te zijn dan ik. Het zij verre van mij op iemand jaloers te zijn, ik ben integendeel allen intens dankbaar die zo vriendelijk waren niet alleen mijn getuigenis over jou te bevestigen, maar haar ook met allerlei geschenken te overtreffen. Om verder te voorkomen dat deze brief zonder nieuwjaarsgeschenk jou aan het begin van dit nieuwe jaar bereikt, stuur ik je een gouden munt met de naam van keizer Gratianus en daarnaast een zilveren munt, gewijd aan Hercules. Het is aan jou de intentie, niet de munten zelf te waarderen. Moge Christus ter verheerlijking van zijn glorie jou voor ons lang in goede gezondheid laten leven. Buda, 1 februari 1526 |
|