De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 11. Brieven 1535-1657
(2013)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 289]
| |
legd om meer landen dan Polen alleen gelukkig te maken, heeft mij jouw briefGa naar voetnoot1. bezorgd. Wat zeg ik, een brief? Zeg maar gerust een parel die het verdient als een schat voor altijd bewaard te worden. Niemand die in de gelegenheid is geweest persoonlijk, al was het maar voor even, het charisma van de man te ervaren, zal zich erover verwonderen dat jij je door het aangename contact met hem weer jong bent gaan voelen, zoals je het uitdrukt. Kortgeleden hebben wij geluisterd naar jouw welsprekende Tong, die je hebt opgedragen aan zijn broer,Ga naar voetnoot2. en wij hebben er niet alleen naar geluisterd, maar wij hebben haar ook een plaats gegeven in het diepst van ons hart, hopelijk met evenveel succes als onze ijverige inspanningen verdienen! Ik weet niet hoe ik je moet bedanken, al is het alleen maar namens mijzelf. In elk geval zal ik proberen mijn dankbaarheid te uiten door het enige resultaat te tonen dat jij verwacht, zoals ik weet, namelijk dat de kracht van jouw boek zijn neerslag vindt in mijn hele levenswandel en vervolgens in mijn gedrag tot uitdrukking komt. Mijn God, hoezeer zijn wij op onze heilstocht het spoor bijster geraakt, dwalend van begin tot eind, zoals men zegt.Ga naar voetnoot3. Wat voor onheil heeft de veronachtzaming van de door jou gepropageerde leer niet met zich meegebracht? Welk geluk daarentegen stelt de toepassing ervan niet in het vooruitzicht? Het kan niet anders dan dat oren die zich niet laten strelen door de melodieën van een zo zoet klinkende citer, volstrekt geen hoop op redding mogen koesteren en erger zijn dan die van de Boeotiërs.Ga naar voetnoot4. Voor buiken zingt men tevergeefs, omdat ze immers, zoals het oude spreekwoord zegt, het gehoor missen.Ga naar voetnoot5. Naar mijn mening zou men nog eerder het gehoor kunnen oefenen van iemand als Midas, ook al had die ezelsoren. Hoe graag zou ik niet mijn tong gebruiken om de wonderen van jouw Tong te verkondigen, of in plaats daarvan mijn pen, ware het niet dat jouw tong mij heeft ontraden mijn tijd te verbeuzelen met zaken die er weinig toe doen! Want ik wil na mijn loftuitingen niet ook te horen krijgen: ‘Wie denkt hier dan anders over?’Ga naar voetnoot6. Maar onlangs, toen ik in vervoering verkeerde, werd | |
[pagina 290]
| |
mij jouw hoogverheven brief bezorgd, die zonder meer een uitwerking op mij had alsof ik tegelijk de zweep en de rijsporen te verduren had gekregen. Vandaar dat ik mij, zo sterk geprikkeld, volledig stort in de race van plicht en fatsoen. Een andere meester bedreigt mij eveneens, met een nog ergere gesel: de honger, die een meester in zijn vak wordt genoemd. En hij doet dat met zo'n ondraaglijke en onverwachte dreiging, dat ik niet anders kan dan opnieuw mijn toevlucht te zoeken tot jouw steun tegen zijn tirannie, aangezien je al eerder de vriendelijkste pogingen hebt gedaan mij daarvoor te behoeden. Op jou alleen is mijn hoop gevestigd dat zijn krachten het nu zo begeven dat hij in het vervolg nooit meer de kop zal opsteken. Je zult je verwonderd afvragen waar dit heen gaat. Ik zal het je zeggen. De wegen van de Moeskroens en mij hebben zich gescheiden.Ga naar voetnoot7. Dat is niet aan mij te wijten, dat weet ik zeker, en ook degenen met wie ik samenwoon zeggen dat. Hoe zou ik je anders schaamteloos durven lastig te vallen? Om mij niet al te hatelijk uit te drukken, alleen onze uiteenlopende wensen waren er de oorzaak van. De heer Willem van Moeskroen heeft hier drie dagen bij ons verbleven, tot dertien november jongstleden; hij hield zijn bedoeling aldoor zorgvuldig verborgen, maar kwam er uiteindelijk vlak voor zijn vertrek mee voor de dag. Zijn besluit hield in dat hij zijn kinderen bij mij weg wilde halen, van wie twee zich aan de letteren zouden wijden, de anderen aan de handel. Hij vond het beter het tweetal dat zich aan de wetenschap had overgegeven, het verder zonder waakzame huisleraar te laten doen. Hij voerde daarvoor geen andere reden aan dan dat hij gebukt ging onder te grote kosten. Hij bedankte mij nog wel, maar daar bleef het dan ook bij. Zo wordt Leonard, terwijl hij dat helemaal niet verdiend had, in de steek gelaten, vrijwel naakt, in Italië, ver van zijn vaderland, zijn familie en vrienden, en dat vlak voor het intreden van de winterkou, terwijl hij bovendien nog maar net in Italië is. Typisch een geval van het paard dat voor de poort in elkaar zakt.Ga naar voetnoot8. Toch zul je van mij hier geen enkele dramatische verwensing horen aan het adres van het lot, de fortuin, de tijdsomstandigheden en de zeden; ergens moet er toch een voorbeeld van vastberaden moed overeind blijven. Er zit niets anders op dan op jacht te gaan naar een beetje geluk, net voldoende om de hardvochtigheid van die meester die honger heet tenminste te temperen, als het niet lukt die geheel te verdrijven. Want ik kan mij niet | |
[pagina 291]
| |
zonder grote pijn losscheuren van Italië, dat mij zo bevalt. We hebben nu voldoende geschertst over meloenen, bastaards, schermutselingen in bed en de verwekking van kleine Leonards. Mijn voornaamste reden om mijn overigens geliefde Vlaanderen te verlaten was de vaststelling dat mijn gebrek aan zelfbeheersing te veel in strijd was met mijn verlangen kennis te vergaren. Ik had wel gebruik kunnen maken van een zogeheten prebende verbonden aan de Sint-Donaas,Ga naar voetnoot9. maar het leek mij beter die te verruilen voor een jaargeld van vierentwintig dukaten, dat ik ook nu nog krijg. Ik ben beslist niet uit op plunderen, behalve op het plunderen van de letteren, waartoe ook jij mij aanspoort. Maar waarom mij te bedienen van opdringerige weeklachten ten overstaan van een vriend die even invloedrijk als aardig is, dat wil zeggen, die kan en wil helpen? Als ik je een suggestie zou mogen doen: het is je zeker bekend dat hier een jongeman uit Engeland woont, de heer Reginald Pole, die niet slechts door de portrettengalerij van zijn voorouders aanzien geniet. Als ik door een complimenteuze aanbeveling de gelegenheid zou krijgen tot zijn huiselijke kring toegelaten te worden, al was het maar om kosteloos aan de maaltijd te kunnen deelnemen, dan zou ik niets te wensen over hebben. Mijn eigen jeugdig elan zou voor de rest zorgen. Of je kunt mij misschien bij ongeacht wie van welke universiteit dan ook aanbevelen. Ik hoor namelijk dat zich in Bologna onder anderen een aanzienlijke landgenoot van ons bevindt,Ga naar voetnoot10. de bisschop van Atrecht, zoon van de heer Roeulx,Ga naar voetnoot11. naar wie ik ook wel zou willen gaan. Zijn naam ken ik niet. Jouw Karl, die hier is, zou mij nog andere suggesties aan de hand kunnen doen. Het zou echter iedere voorstelling van geluk te boven gaan als ik jouzelf hier op enig moment in levenden lijve zou mogen aanschouwen. Je zou nu een huis aantreffen, voorzien van een liefelijke tuin, dat je zelfs kosteloos ter beschikking wordt gesteld, aangezien de oude regeling is beëindigd en ik intussen de huurprijs van een heel jaar aan de verhuurder heb voldaan. Ik mag doodvallen als wij je hier geen bruiloftslied zullen toezingen, nu de bevallige jeugd met jou in het huwelijk treedt en jij een scheidingsbrief hebt verstuurd aan de vermaledijde ouderdom. Om een eind te maken aan dit alles, mijn zeer dierbare Erasmus: ik geef mij nu geheel aan je over en wijd me aan je toe. Als je iets ziet dat ik zou kunnen doen, hoef je het maar te zeggen. Je zult in mij een uiterst volgzaam iemand vinden, of ik nu zou moeten verhuizen naar Indië of naar de verre Garamanten.Ga naar voetnoot12. Moge de vrede van Christus de felheid van je critici afzwakken en al- | |
[pagina 292]
| |
les in het reine brengen. Het ga je goed, grote Erasmus, en vergeet je Leonard niet. Padua, 23 november in het jaar 1525 Leonard Casembroot, je nederige vriend Aan de ster van elke tak van geleerdheid, de heer Erasmus van Rotterdam. Te Bazel |
|