De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 11. Brieven 1535-1657
(2013)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd1646 Aan Jan van Heemstede
| |
GrafschriftSinds Maarten van Dorp de aarde verliet
weent Holland, zijn moeder, om haar verloren zoon.
De orde van theologen treurt om het lichtend voorbeeld dat is uitgedoofd.
| |
[pagina 285]
| |
De bedroefde Muzen geven in gezelschap van de stralende Gratiën
met hun tranen uiting aan het gemis van een groot beschermheer.
De hele Leuvense school verlangt wenend terug naar
haar ster met de woorden ‘O wrede, huiveringwekkende,
grimmige, onbillijke en afgunstige dood,
is dit de manier, door voortijdig een bloeiende boom te vellen,
ons van zoveel talent en verwachting te beroven, en ieders
hoop onvervuld te laten?’ Staak deze heilloze uitlatingen.
Hij is niet dood, hij leeft, en zijn gaven
heeft hij nu veilig bij zich, verlost van dit ellendige tijdsgewricht.
Ons lot moet men bewenen, Van Dorp moet men gelukwensen.
Deze aarde bewaart de woning van zijn vrome ziel,
zijn nietige lichaam, dat zij bij het horen van het bazuingeschal
tevoorschijn zal brengen en in goede trouw terug zal geven.
|
|