De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 11. Brieven 1535-1657
(2013)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 270]
| |
ik daar maar iets tegenover stellen - toch wilde ik je enkele andere dingen niet onthouden die mij door jouw wel erg strenge brief aan het denken hebben gezet en die de Heilige Geest mij heeft aangereikt, eenvoudig mensenkind als ik ben, die veel meer tot glorie van God verlangt dan hij kan waarmaken. Niet dat je van mij iets zou moeten leren dat je niet wist, of dat je verlegen zit om aansporingen. Je overdenkt deze en andere kwesties zonder mankeren grondig genoeg en pakt die aan om tot glorie van Christus op alle mogelijke manieren datgene te realiseren waarvan je ook anderen die ter zake een verantwoordelijkheid dragen, overtuigd wilt zien. Maar ik hoop dat je van mij, zo onbeduidend als ik ben - je kent mij door en door en weet dat ik met woorden niets vermag en met daden nog veel minder - wilt aannemen, begenadigd en groot als je bent, wat er gezegd en gedaan zou kunnen worden door anderen die veel geleerder, wijzer, gedrevener en welsprekender zijn dan ik. De kracht van de waarheid kan immers zelfs de ogen van blinden, als die niet totaal zijn uitgedoofd, van licht voorzien, al is het maar met een wazig schijnsel. En wat zij verborgen houdt voor hen die begerig zijn naar roem en goud, kan zij onthullen aan onbeduidende mensen, als zij maar onbedorven en rechtschapen zijn, zelfs als zij behoren tot de schare van de leken. Ik verzoek je, als je een ogenblik kunt vrijmaken, het lezen van deze brief niet te weigeren. Jij, een man van zo grote welbespraaktheid, verdraagt meestal heel geduldig en vriendelijk dat ik mij vaak urenlang stamelend tegen je uitlaat, waarna je in goede verstandhouding weer afscheid van mij neemt als vriend. Je verlangt van mij, zo weet ik, geen gepolijste schrijfstijl en ik ben te oud om mijn manier van spreken nog te kunnen veranderen. Na deze inleidende opmerkingen kom ik nu tot dat gedeelte van je brief waar je je beroept op een of andere kerkelijke bepaling in deze of gene zin. Ik zou heel graag vroeger en ook nu de verhandelingen van het Lateraanse concilie onder ogen hebben gehad, dat, als ik mij goed herinner, gehouden is onder Innocentius iii in het jaar des Heren 1215,Ga naar voetnoot1. om te kunnen lezen welke gezaghebbende opvattingen en argumentaties de kerkvaders toen hadden, als ze die hadden, ten aanzien van het geloof in de eucharistie! Zo worden hier in ons klooster te Bazel verslagen bewaard van de tijdens het concilie gevoerde discussies over de ontvangenis van de heilige maagd Maria, samen met andere verhandelingen van hetzelfde concilie, die door de hand van een secretaris zorgvuldig zijn opgetekend. Ook zijn nog steeds in uitgegeven vorm de twistgesprekken tegen de arianen te lezen die door de kerkvaders in hun tijd zijn vastgelegd. Wat betreft het boek van paus Innocentius,Ga naar voetnoot2. die naar men zegt een Parijse theoloog is geweest en ter wille van wie de bepa- | |
[pagina 271]
| |
ling waarschijnlijk tot stand is gekomen, moet het geïnformeerde lezers toch zeker bekend zijn welk oordeel de geleerden heden ten dage daarover hebben. In de kerken wordt een traktaat van Thomas van Aquino voorgelezen,Ga naar voetnoot3. dat zo vreselijk en treurig verminkt is dat het beschamend is ernaar te luisteren. Ten aanzien van het boek over de sacramenten dat onder de naam van Ambrosius is verspreid,Ga naar voetnoot4. is het oordeel hetzelfde als over Ware en valse boetedoening, een boek dat door een kwalijke misleiding ten onrechte aan Augustinus is toegeschreven.Ga naar voetnoot5. Door een huiveringwekkend oordeel van God hebben deze twee boeken Gratianus en andere kerkelijke kopstukken op het verkeerde been gezet, in een tijd waarin de Parijse theologen zich juist opmaakten om voor aanhangers van Aristoteles door te gaan, daarmee de Heilige Stoel en andere universiteiten bedriegend. Sommigen schromen tegenwoordig niet te zeggen dat als wij niet willen geloven dat deze boeken van Ambrosius en Augustinus zijn, zij op hun beurt weigeren te geloven dat het evangelie zoals wij dat lezen, van Mattheus of Johannes is. Dit is onverteerbare godslastering, geen bewijsvoering, maar verfoeilijke dwaasheid. Wat evenwel de heilige bisschoppen van vroeger gedurende duizend jaar geschreven hebben, kan men nu nalezen en aan de hand van registers gemakkelijk opzoeken. Hun werken zijn vrijwel allemaal in druk verschenen voordat Karlstadt over deze kwestie een drama ontketende, dat men volgens velen zeker niet voor vrome lieden moest verbergen. De kundigheid van Luther op het gebied van de Heilige Schrift en de talen sla ik niet hoger aan dan die van alle scholen, pausen en concilies. Er zijn namelijk onder hen vandaag de dag waarschijnlijk mensen die geleerder zijn dan Luther, mag ik hopen. Maar ik heb liever niet de taak een oordeel te vellen aan de hand van een krenkende vergelijking. Dat zijn werken echter degelijker zijn dan alle publicaties die tot dusverre van andere universiteiten zijn verschenen, dat hij voorts op het gebied van de talen en de Heilige Schrift iedereen overtreft die de afgelopen driehonderd jaar of langer heeft geleefd, dat zullen de geschriften van beide partijen bevestigen en dat zal | |
[pagina 272]
| |
ons nageslacht van oordeel zijn, wanneer de vooringenomenheid van de partijen, al was het maar gedeeltelijk, is opgehouden. Wat mij betreft, ik heb stellig meer profijt gehad van jouw studies en die van Luther, waarvan ik al bijna zeven jaar dankbaar gebruik heb gemaakt, dan van die van alle anderen, waarover ik mij gedurende zevenentwintig jaar met aanzienlijk meer moeite gebogen heb. Ik heb er nu geen twijfel over dat al die tijd verloren tijd is geweest, en dat oordeel wordt bevestigd door mijn studies van de laatste zeven jaar. Luther is een man die ik nog steeds bewonder en respecteer, maar zijn geschriften lees ik met kritische zin en beoordeel ik zorgvuldig, net zoals die van alle anderen. Zijn heftige wijze van uitdrukken en zijn taalgebruik schrijf ik toe aan zijn aanleg, zijn nationale afkomst, zijn karakter, zijn gedrevenheid en zijn constitutie. God bedient zich ook van zulke zaken voor zijn eigen glorie en wenst voor zijn woord niets dan de zuivere, naakte waarheid. Evenzo heb ook jij je persoonlijke opvattingen die voortkomen uit je minzaamheid en milde karakter. Je weet dat die door sommigen worden bekritiseerd, zoals ook ik, met mijn koele temperament, een fikse afkeer heb van bepaalde opvattingen van Luther. Wij aanvaarden dat de profeten en de apostelen een ontwikkeling in hun levenswandel en hun geloof hebben doorgemaakt. Waarom moeten wij Luther onthouden wat wij onszelf noodzakelijkerwijs en welbewust toestaan? Luther geeft toe dat hij zich door ervaring mettertijd heeft ontwikkeld. Is het dan vreemd dat hij na verloop van tijd ook van mening kan veranderen ten aanzien van deze menselijke traditie, over de vraag op welke wijze het lichaam van Christus in het sacrament van de eucharistie aanwezig is? Het lijdt immers geen twijfel dat kerkvaders van weleer geen idee hadden van de talrijke geloofsstandpunten van de Parijzenaars, waaronder dat over de transsubstantiatie van het brood in het lichaam van Christus, dat men ons tijdens het Lateraanse concilie als een ingewikkeld geloofsartikel heeft opgedrongen, zonder enige basis in de Heilige Schrift. Op grond van terloopse verwijzingen naar dat concilie die men her en der uit de annalen kan plukken, wordt duidelijk dat men daar geprobeerd heeft er nog kwalijker voorstellen doorheen te krijgen. Onmiskenbaar is dat dit artikel in alle tijden tegenstand heeft opgeroepen onder geleerde en rechtschapen mensen, die met behulp van doodstraffen en veroordelingen werden verdrukt door lieden die machtiger waren dan zij, zonder dat zij ooit in het ongelijk gesteld waren door de Heilige Schrift of door steekhoudende argumenten, zoals de geschiedschrijving uit die tijden nu bewijst, terwijl daarentegen niemand van de Parijzenaars ooit voor zijn standpunten heeft willen sterven of zelfs de minste prebende heeft willen verliezen. In jouw hele brief heb ik mij aan niets zo gestoord als aan de twee dingen | |
[pagina 273]
| |
die je zegt over Luther: dat hij meestal maar al te graag van mening zou verschillen met de katholieke Kerk, en dat ik zou weten dat jij het over geen enkel onderwerp volledig met Luther eens bent. Alsof, mijn waarde heer, de kerk katholiek zou zijn of zo genoemd zou mogen worden, als die berust op menselijke overleveringen, filosofische stellingen en regelingen die een winstoogmerk hebben. Duidelijk is dat in die geest vaak bijeenkomsten zijn belegd van bisschoppen, monniken en onze geachte theologen, opgeleid door hun held Petrus Lombardus. In overeenstemming met hun onkunde, kruiperigheid, andersoortig winstbejag en zucht naar ijdele roem hebben zij bij sommige concilies besluiten uitgevaardigd die verstoken waren van de geest van de waarheid en de zorg voor de openbare eerbaarheid. Laten we het Lateraanse concilie onder de ijzervreter Julius als voorbeeld nemen.Ga naar voetnoot6. Ofschoon zij aldoor verklaarden dat een hervorming van de Kerk noodzakelijk was, hielden zij die toch steeds uit alle macht en op allerlei manieren tegen. Wij weten maar al te goed wat de concilies uit onze tijd, uit de tijd van onze vaderen en uit die van de afgelopen vierhonderd jaar hebben voorgesteld, welk vertrouwen men daarin heeft gehad, hoeveel zij voor de Kerk hebben opgeleverd en op welke manier. Hun gezag wens jij nu te verdedigen en je gaat daarin zo ver dat je het misschien als een misdaad beschouwt als iemand nu in zaken van geloof of moraal daarvan afwijkt of daarmee van mening verschilt. Bijna alle werkelijk geleerde en godvrezende lieden zijn het erover eens dat ze, uitgaande van het woord van God, onrechtmatig zijn geweest en in nogal wat gevallen uitdrukkelijk strijdig met de eerste concilies van de kerkvaders van vroeger. Toch durven die verderfelijke afvalligen de heilige en apostolische geschriften te ontkennen en te geringschatten - iets wat sinds het lijden van Christus onze Verlosser geen enkele aartsketter ooit heeft gedurfd: de afwijzing van de evangeliën en de gelijkstelling daaraan van geleerde geschriften en heiligenverhalen - zodat zij zeggen dat zij niet in het evangelie zullen geloven, als wij niet geloven in Augustinus en de bisschop van Rome. Wij weten dat de laatste, als de geruchten ons niet bedriegen, niet goed thuis is in de Heilige Schrift en meer in de wieg is gelegd voor het voeren van oorlog of het uitoefenen van wereldlijk gezag dan voor het uitleggen van de canon van de Schrift, en dat hij omringd en bijgestaan wordt door zijns gelijken, gesteld dat wij over dat soort mensen een aannemelijk oordeel mogen geven. Welk algemeen concilie is ooit met meer gezag, uiterlijk vertoon en inspanningen gehouden dan dat hier in Bazel?Ga naar voetnoot7. De langdurige en uitvoerige | |
[pagina 274]
| |
beraadslagingen daar zijn allemaal opgetekend en bewaard. En welke gezaghebbende invloed is daarvan uitgegaan? Hoewel de Parijzenaars het tot voor kort krachtig verdedigd hebben, hebben zij onlangs toch toegestaan dat het aan het wankelen werd gebracht en de geest gaf, om te voorkomen dat zij hun eigen privileges zouden verliezen. Haal de toonaangevende mensen van onze tijd bij elkaar, aartsbisschoppen, bisschoppen en abten, samen met universitaire geleerden, Béda, Cousturier, Duchesne, Latomus, Baechem, Baer, Gebwiler en anderen van vergelijkbaar kaliber in de christelijke wereld, stel met hen de Heilige Schrift aan de orde en kijk dan tot welke slotsom zij komen ten aanzien van de leerstellingen en interpretaties die jij voor waar houdt, en ten aanzien van het geloof en de zeden van de Kerk. Laten we kijken of de katholieke en waarlijk apostolische Kerk het volledig met hen eens kan zijn, of die mannen van formaat hun opvattingen aannemelijk kunnen maken, hetzij aan de hand van menselijke overleveringen, hetzij aan de hand van apostolische en canonieke geschriften, of dat zij, zoals de Parijzenaars, eerder zullen zeggen: ‘Zo willen we het, zo zeggen we het, zo hebben we het vroeger besloten en de hele wereld en de kerk moet ons geloven als wij het zo onderwijzen’. Wij meten het gezag van concilies echter niet af aan de eretitels van hoogwaardigheidsbekleders, aartsbisschoppen en abten of aan materieel gewin, en evenmin aan de opvattingen van onze geachte theologen, van wie we vaak hebben vastgesteld dat ze dommer zijn dan boerenpummels en van wijn doordrenkt, alsof ze juist van een faculteitsfuif vandaan komen. Uit dit soort concilies hebben we geen enkele waarachtige religieuze bezieling zien voortkomen of plannen voor de totstandkoming van ware godvrezendheid, maar wel een grote toename van inkomsten, ontheffingen, privileges, nieuwe priesterschappen en kloosters. Hoeveel zonen hebben het Lateraanse en de daarop volgende concilies voor die kerk geboren doen worden! De daar opgerichte en van privileges voorziene bedelorden zijn in een mum van tijd uitgegroeid tot een netwerk van ettelijke duizenden kloosters en hebben steden gevuld die daar tevoren vrij van waren, nadat het christendom daar al duizend jaar had gebloeid en het privilege van de bedelorden en de tegen de Schrift indruisende ijdelheid van monniken daar tot die tijd onbekend waren. Ziehier, Erasmus, de concilies van de kerkvaders waarmee Luther het met genoegen oneens is. Als hij het echter maar niet oneens is met de heilige concilies die hun zinvolle leerregels duidelijk gebaseerd hebben op het woord van God en die richtlijnen hebben vastgesteld die dienstbaar waren aan de hervorming van de Kerk! Daar vergaderden de kerkvaders niet in de ijdele geest van deze wereld, zij waren niet uit op eigenbelang, zij wedijverden niet | |
[pagina 275]
| |
voor eigen eer, zij dachten niet aan het verkrijgen van een vooraanstaande functie of materieel gewin, maar zij zetten zich in voor de glorie van God alleen, zij hielden de blik gericht op de ontwikkeling van de Kerk inzake religie en moraal en zij luisterden naar de Heilige Geest die tot hen sprak vanuit de Schrift en niet vanuit menselijke overleveringen. Aangaande jouw opmerking als zou ik weten dat je het over geen enkel onderwerp volledig met Luther eens bent: wat ik weet is dat de heftige aard van Luther, zijn ongedurige, felle schrijftrant en iedere door hem geponeerde stelling die, zoals jij dat doorgaans uitdrukt, opruiend is, jou altijd hebben tegengestaan. Dat is beslist iets wat ook ik altijd bij de man graag anders had gezien, dat zijn schrijfstijl milder was; ik wenste dat hij datgene wat hij schreef en waarin hij gelijk had, naar voren had gebracht met een wijze van formuleren die de waarheid meer recht deed. Want veel van zijn stellingen hadden van vijandschap gevrijwaard kunnen blijven en gemakkelijk bij meer mensen ingang kunnen vinden, als hij door een iets andere woordkeus dezelfde bedoeling op een gematigder manier had uitgedrukt. Mij staat bij dat we het hier vaak over hebben gehad. Afgezien daarvan heb ik er nooit aan getwijfeld dat de stellingen van Luther, waarin hij de scholastici en onze Parijse theologen tegenspreekt, allemaal te vinden zijn in de geschriften van de heilige kerkvaders, en zelfs bijna allemaal in de zogeheten Glossa ordinaria.Ga naar voetnoot8. De sofistische leermeesters van de Sorbonne, tot vandaag in de ban van hun Aristoteles en genoegen nemend met Petrus Lombardus en diens stellingen die zijn bekrachtigd door zijn bisschoppelijk gezag, hebben het beneden hun waardigheid geacht die te lezen. Wat evenwel de dwalingen betreft die voortkomen uit de slechte gewoonten van de Kerk, heeft Luther naar mijn mening, naar die van al jouw vrienden en zelfs van jouw vijanden, niets naar voren gebracht waarop ook jij niet in jouw publicaties hebt gewezen, zij het dat jij dat fijngevoeliger, terughoudender en meer in algemene zin, maar toch allerminst met aarzeling hebt gedaan. Ook als je gezwegen had, zou de hele wereld die dingen ongetwijfeld luid van de daken zijn gaan schreeuwen. Als je echter ten aanzien van de overige leerstellingen, voor zover die geen betrekking hebben op het domein van sacramenten, aflaten, missen, immuniteiten, excommunicaties en het primaat van de Kerk, met Luther van mening verschilt, bereik je nog niet dat men in Rome woedend wordt op Luther of jou van complimenten voorziet. Feitelijk heb je in veel gevallen nauwelijks anders geschreven dan Luther, maar steeds op minder aanstootgevende wijze. Overige zaken die betrekking hebben op de eucharistie, zullen Zwingli en Oecolampadius op | |
[pagina 276]
| |
een dag onderwerp van behandeling maken, als je het waagt hen met vergelijkbare argumenten uit te dagen. De onbetrouwbare lieden die jou wijsmaken dat Karlstadt zijn geloofsopvatting heeft losgelaten, liegen, ook al heeft hij, omwille van Luther of uit eigenbelang, geschreven dat hij nog niet zeker van zijn zaak was en dat hij over dit onderwerp de wereld niet op eigen gezag de wet wilde voorschrijven. Had hij zich maar nooit met dit leerstuk ingelaten. Op die manier misbruiken zij jouw goedgelovige oprechtheid tot jouw schande en belagen zij ook voortdurend de reputatie en de ontwikkeling van andere uitstekende mensen. Daarom presenteren ze jou valse beschuldigingen als waar, zelfs gericht tegen smetteloze mensen die zonder twijfel hun onschuldige broeders zijn. Als je mij had willen geloven, die altijd het beste met je voor heb en je daarvan graag wil overtuigen, had je kunnen constateren dat zij al zo vaak gelogen hebben. Zo hebben ze dikwijls leugens verteld over Zwingli en over de voortreffelijke broeders van Straatsburg (voor hen een spotnaam, omdat zijzelf de broederschap onwaardig zijn) die vol verlangen zijn naar de glorie van Christus. En ook over Oecolampadius, een volstrekt rechtschapen man die, tot jouw welzijn en de glorie van God, nauw met jou verbonden is. De overige zaken die je, ik weet niet waarom, tegen mij meende te moeten schrijven, reken ik jou niet aan, maar wel de adders die de Heer kent en die jij te vaak gelooft. Je weet dat dit mensen zijn die gehecht zijn aan de wereld en aan geld, die niet tegelijkertijd Christus en de Mammon kunnen dienenGa naar voetnoot9. en die als rijken net zo min het evangelie kunnen omarmen als een kameel door het oog van een naald kan gaan.Ga naar voetnoot10. Als zij een greintje christelijke vroomheid en geloof bezitten, laten zij dan naar voren treden, laten zij bij elkaar komen, laten zij de grondslagen van hun geloof uiteenzetten. Laten zij, daartoe zo vaak opgeroepen, hun in gevaar verkerende broeders te hulp komen, wier ondergang zij met valse tranen zo betreuren. Laten zij hun Kerk te hulp komen, die hen zo rijkelijk voedt en waarvoor zij plechtig hebben gezworen een verdedigingsmuur te zullen optrekken. Maar voor hen volstaan hun hoogmoed, het geld dat zij vergaard hebben, het gezag dat zij aan hun titels ontlenen en de roep van hun geleerdheid die zij nooit laten zien. Als zij echter op de ingeslagen weg voortgaan, dan hoop ik dat ze beschaamd worden en voor hun eigen bestwil op hun schreden terugkeren, weer bij zinnen komen en erkennen dat het evangelie en de glorie van Christus in de wereld zijn teruggekeerd, nu het woord van God in alle talen op de gelovigen afstraalt. Als zij zich hierover niet willen verheugen, zullen zij merken dat zij | |
[pagina 277]
| |
met de Antichrist het lot delen van hen die afdalen in de kuil.Ga naar voetnoot11. Ik bid dat de genade van de Heer hen daarvoor wil behoeden en hen barmhartig wil leiden naar erkenning van de waarheid en minachting van de wereld. Ik verzoek je echter in naam van de Heer mij, jouw vriend, in het vervolg niet, tegen je gewoonte in, met een zo scherpe pen te attaqueren. Een dergelijke behandeling heb ik helemaal niet verdiend. En ik hoop dat je het gevaar waaraan onze vriendschap en de waarheid zijn blootgesteld, wilt beschouwen als de reden van het intense verdriet dat uit deze brief spreekt. Het ga je goed en ik verzoek je alles goed op te vatten. |
|