De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 11. Brieven 1535-1657
(2013)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd1640 Aan Conradus Pellicanus
| |
[pagina 278]
| |
Stel je eens voor dat ik hierover niets wens te schrijven. Je had mij hiertoe niet doeltreffender kunnen dwingen dan door het gerucht te verspreiden dat ik het met jullie eens ben en door mij onder bedreiging het schrijven te verbieden. Jouw vriend Farel fluisterde onze EngelsmanGa naar voetnoot3. een gelijkluidende leugen in het oor, als zou ik de juiste mening zijn toegedaan maar die niet bekend durven maken. Hij heeft het lef dit de mensen in het oor te fluisteren, terwijl hij weet hoe hevig het meningsverschil was tussen mij en hem over bijna alle leerstellingen van Luther. Maar wat Farel de juiste mening noemt, noemen de keizers en pausen ketterij. Verschilt Luther niet van mening met de katholieke Kerk? Wanneer ik een andere Kerk ontdek die beter is dan die waartoe ik behoor, houd ik op die katholiek te noemen. Maar die zie ik nog niet. Ik zou wensen dat uit dit sterke medicijn iets goeds zou voortkomen. Maar het resultaat dat ik tot nu toe heb gezien kan mijn goedkeuring niet wegdragen, en middelen die erger zijn dan de kwaal bevallen mij niet. Hoeveel menselijk bloed is al vergoten! In Holland vindt een vreselijke slachting plaats door toedoen van lieden die beter zijn toegerust voor het beulswerk dan voor het debat, en dat zal zich over andere gebieden verspreiden. Maar dit is slechts het begin van de ellende. De keizer zal vrede met Frankrijk sluiten. Maar er zal geen enkel vriendschapsverdrag tussen de vorsten tot stand komen, tenzij op voorwaarde dat de Lutherpartij de kop wordt ingedrukt. De keizer vindt zichzelf geen keizer als hij dit niet voor elkaar krijgt. Ik zou liever tien twijfelachtige artikelen door de vingers zien dan aanleiding te geven tot zoveel ellende. Ik kan Christus niet voorschrijven wat hij moet doen. Als hij meent dat hij op deze manier onze goddeloosheid moet straffen, hij is de Heer, laat hij doen wat hij wil. Mocht hij mij als helper of als werktuig wensen, dan zou hij zijn adem over mijn geest laten gaan, zoals hij ooit de farao, Cyrus en Nebukadnezar heeft aangespoord.Ga naar voetnoot4. Je betreurt het dat mijn briefGa naar voetnoot5. openbaar gemaakt is. Ik had liever gehad dat dit niet gebeurd was,Ga naar voetnoot6. maar toch heb ik er weinig moeite mee, omdat zo het door jou verspreide gerucht ontzenuwd is. Dat had door jou persoonlijk moeten gebeuren, ook al vermeldde de brief niet jouw naam. Val mij in het vervolg niet lastig met breedsprakige brieven. Schrijf aan Baer, als je daar behoefte aan hebt, of aan Luther zelf. Kom maar hier en ik zal naar jouw gescheld, gedreig en gekijf luisteren, zoals het je belieft. Het ga je goed. <1526> |
|