1636 Aan de stadsraad van Bazel
Met deze brief ging Erasmus in op het verzoek van de stadsraad van Bazel een oordeel te geven over Johannes Oecolampadius, De genuina verborum Domini ‘Hoc est corpus meum’ iuxta vetustissimos authores expositione (Straatsburg, 1525; zie ook brief 1616). Mogelijk is alleen het begin van de brief bewaard gebleven. De stadsraad richtte hetzelfde verzoek tot drie andere plaatselijke geleerden van aanzien: Ludwig Baer, Bonifacius Amerbach en Claudius Cantiuncula.
[Bazel, ca. oktober 1525]
Hartelijk gegroet. Hooggeëerde heren, op verzoek van uwe excellenties heb ik het boek van Johannes Oecolampadius over de woorden van de Heer bij het avondmaal aandachtig gelezen. Het is naar mijn mening geleerd, goed geschreven en degelijk. Ik zou daar ‘godvruchtig’ aan toe kunnen voegen als nog godvruchtig kan heten wat in strijd is met de mening en het eenstemmig oordeel van de Kerk. Ik denk dat het gevaarlijk is daarvan af te wijken.