De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 11. Brieven 1535-1657
(2013)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 244]
| |
1626 Aan Leonard Casembroot
| |
[pagina 245]
| |
die men van je heeft, hoe hooggespannen die ook zijn, met nog grotere wetenschappelijke prestaties overtreffen. Het zal niet ontbreken aan mensen die in staat zijn kleine Leonards te maken, maar het is jouw taak, die je aan je talent verplicht bent, met jouw geleerdheid voor jouw Vlaanderen zoveel mogelijk leerlingen voort te brengen, die jouw evenbeeld zijn door hun onberispelijke levenswijze, hun bijzondere geleerdheid en opmerkelijke welbespraaktheid. Kon ik dit maar persoonlijk tegen je zeggen in de tuinen van je! Ik misgun je die niet, maar ik vind het jammer dat ik ze niet met je kan delen. Het feit dat je je bezighoudt met het keizerlijk recht, waardeer ik om vele redenen, maar met name omdat het zo ver verwijderd is van de disputen van theologen. Die hebben alles nu zo in beroering gebracht dat ik bijna een afkeer heb van alles wat met geleerdheid te maken heeft. Ik denk dat jij ook een natuurlijke aanleg hebt om je met politiek bezig te houden. Alle jongeren om je heen vertrouw ik toe aan jouw steun. Of ik dat laatste nu met succes vraag of niet, ik verzoek je - wat je al uit eigen beweging doet - op jouw beurt mij bij hen aan te bevelen en hen ook uit mijn naam aan te sporen om aan de verwachting van hun ouders, van hun vaderland en aan de geleerdheid en inzet van hun leermeester te voldoen. Ik ben beduusd van jouw lijst van namen. Lupset lag mij altijd na aan het hart. Pace was steeds zo met mij bevriend als Pylades met Orestes. Het zeer gezegende talent van Pietro Bembo heb ik zowel door zijn reputatie als door zijn geschriften leren kennen. Lupset heeft met zijn pen Reginald Pole zo voor mij geschetst dat geen enkele Apelles dat sprekender zou kunnen. Van de naam van Becichemo heb ik voor het eerst door jouw brief kennisgenomen. Giambattista Egnazio ken ik al enige tijd door het nauwe contact dat wij hebben. Een absoluut geleerd, onkreukbaar en oprecht man en echt een vriend voor wie zijn vriend is. Hoe gelukkig ben je, daar het je gegeven is van zulke gunstige omstandigheden te kunnen profiteren! En hoe ongelukkig ben ik, die mij door mijn leeftijd, mijn kwaal en daarbij ik weet niet welke kwade genius gebonden weet aan deze tredmolen. Ik zou graag nog wat langer met je over koetjes en kalfjes praten, maar ik moet ook anderen nog schrijven. Geef Karl, die hierheen terugkomt, maar flink wat mee. Het ga je goed. Bazel, 4 oktober in het jaar 1525 Ik vraag mij af of je deze in de haast geschreven brief zult kunnen ontcijferen, zij het dat je mijn priegelige handschrift wel kent. |
|