1617 Van Lucas Bathodius
Straatsburg, 1 oktober 1525
Aan de heer Erasmus van Rotterdam, gegroet
Als verzoeken van niet onderlegde mensen enig gewicht bij u hebben, zeergeleerde Erasmus, waag ik het er nogal onbeschaamd op een beroep te doen op uw eminente geest die wellicht door belangrijker zaken in beslag genomen wordt. Ik kom niet pleiten voor mijn eigen belang. Omdat ik geroepen ben tot een ander ambt, namelijk de armenzorg, kan ik niet meer voldoende tijd aan de letteren besteden. Maar ik benader u omwille van de christelijke jeugd en hun verantwoorde, succesvolle onderwijs in de Latijnse taal. Hoewel ik goed weet dat u in uw boek over de onderwijsmethodeGa naar voetnoot1. heeft betoogd dat men jongeren niet alleen op deskundige wijze, maar ook met veel liefde met die taal vertrouwd moet maken, ontbreekt het toch bij sommige daarin aangehaalde schrijvers, die aan een nog onschuldige leeftijdsgroep onderwezen zouden moeten worden, aan christelijke zuiverheid. De overigens uitstekende teksten zullen dikwijls aanstoot geven als u niet enig tegenwicht biedt. Naarmate ze bruikbaarder zijn om correct te leren spreken en de omgangstaal onder de knie te krijgen, komen ze mij des te schadelijker voor; vanwege de aard van hun onderwerp zijn ze zo onfatsoenlijk, om niet te zeggen zedeloos, dat ze voor die leeftijdsgroep niet geschikt en passend zijn, ook al zijn ze bedekt met een geraffineerde vernislaag (u, zeergeleerde, zult mij, onwetende, dit niet euvel duiden). Ik heb gemerkt dat van alle auteurs Terentius zodanige kwaliteiten bezit dat hij als enige in staat is een jongeling te leren wat hij nodig heeft voor een goed verzorgd dagelijks taalgebruik en een grote woordenschat. Hij bedient zich echter zo veelvuldig van zodanige onderwerpen dat (tenzij men de komedie van haar charme berooft) de jongeling ze niet kan snappen zonder er tegelijkertijd nadeel van te ondervinden. Ik zie gebeuren dat hij eerder de meisjes dan de letteren leert liefhebben. Uit wat begon met interesse in de schone
letteren zijn op deze manier, door het onverstand van slechte leraren van wie deze tijd er tot nu toe te veel tolereert, ook nog eens de slechtste gewoonten ontstaan.
U bent de enige die bij mij opkomt als degene die in staat is te doen wat wenselijk is om deze kwaal te genezen, namelijk de komedies stuk voor stuk te voorzien van een fatsoenlijker inhoud, met wijziging van de aanstootgevende passages in meer decente. Dat u dit kunt, wordt uitvoerig bewezen door de monumenten van literaire geleerdheid die u heeft opgericht. Dat u