De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 11. Brieven 1535-1657
(2013)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd1615 Aan Marguerite van Angoulême
| |
[pagina 225]
| |
Als u zich afvraagt hoe ik u ken, terwijl ik u nooit heb ontmoet, kan ik antwoorden dat velen die nooit kans hebben gezien u te ontmoeten, u kennen van het portret dat van uwe Hoogheid is geschilderd. Maar oprechte en geleerde mannen hebben mij in hun brieven een veel duidelijker beeld van uw geest geschetst dan welke schilder ook met zijn kleurenpalet uw beeltenis zou kunnen vormgeven. Aan mijn eerlijkheid hoeft u echt niet te twijfelen. Zoals ik u prijs en waardeer zoals ik u ken, zo praat ik u niet naar de mond omdat u een invloedrijke positie heeft. Ik ben namelijk op niets anders uit dan op wederzijdse vriendschap. Al sinds geruime tijd beantwoord ik de vriendschap van de zeer christelijke koning.Ga naar voetnoot4. Dit is meer overeenkomstig de werkelijkheid dan dat ik hem mijn vriendschap aanbood. Want hij was het die mij van zijn kant op alle mogelijke manieren tot vriendschap uitnodigde. Ik kan niet anders dan een heldin en edele vrouwe als u, in de Heer mijn genegenheid schenken. Om meer dan één reden ben ik de keizer niet alleen mijn toewijding maar ook mijn gevoel van verbondenheid verschuldigd. Allereerst omdat ik in zijn rijk geboren ben, voorts omdat ik al een aantal jaren zijn beëdigde raadsheer ben. Had hij zijn overwinningGa naar voetnoot5. maar op de Turken kunnen behalen! Hoe gelukkig zou de wereld zijn geweest als de twee voornaamste wereldleiders eendrachtig hun strijdkrachten samen hadden kunnen inzetten tegen de vijanden van het rijk van Christus! Dat was in onze vurigste gebeden onze wens. Maar het waren, denk ik, de zonden van de mensen die verhinderden dat God ons die gunst waardig keurde. Tot nu heb ik mijn keizer niet van ganser harte geluk kunnen wensen met zijn overwinning, hoe overweldigend die ook was. Maar ik heb goede hoop dat het niet lang duurt of wij kunnen u en uw Frankrijk in dezelfde mate als de keizer feliciteren met deze door het lot gegeven omwenteling, van welke kant die ook komt. Zodanig is de macht van de Schepper, die de menselijke aangelegenheden met een zeker geheim plan bestuurt, en niet zelden, wanneer de situatie hopeloos lijkt, de rampspoed der stervelingen plotseling doet verkeren in een heel verheugende afloop. Het is vooral de lankmoedige goedertierenheid van God die mij deze hoop verschaft. Ik ben van mening dat hij ons reeds zijn genade is gaan tonen. Voorts wordt die hoop deels ingegeven door het karakter van de keizer, wiens zachtmoedigheid de omvang van zijn vermogen evenaart of nog overtreft, deels door de opmerkelijke behendigheid van de zeer christelijke koning. Ik geloof zelfs dat er tussen hen al een hechte en onverbrekelijke verstandhouding is ontstaan. De brief die uwe Hoogheid heeft gestuurd aan de hooggeachte Poolse | |
[pagina 226]
| |
edelman Jan Łaski, toen u uw vertrek naar Spanje voorbereidde, heeft mij in mijn hoop gesterkt. Want hij woont met mij in hetzelfde huis. Met hem deel ik alles, zoals dat tussen vrienden hoort. De brief maakte duidelijk dat u niet alleen met ongebroken geest de slagen van het lot ondergaat, maar bevat zelfs een aantal opwekkende woorden die onze bezorgdheid hebben verminderd. Als deze hoop ons niet teleurstelt, kunnen wij niet alleen de keizer en u, maar de gehele christelijke wereld gelukwensen. Ik zou u nu om twee redenen om vergiffenis moeten vragen, ten eerste omdat ik de vrijheid heb genomen uit eigen beweging aan een zo machtige dame te schrijven, ten tweede omdat ik dat doe zonder er voldoende tijd voor te nemen, iets wat een gewone burger zich jegens een vriend al nauwelijks kan veroorloven. Maar het vertrouwen dat ik heb gekregen in uw bijzondere innerlijke goedheid heeft al mijn terughoudendheid weggenomen. Moge de Heer Jezus u in goede gezondheid en in hem bloeiende bewaren, voorzien van al het waarlijk goede. Gegeven te Bazel aan de vooravond van Sint-Michaël, in het jaar 1525 |
|