De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 11. Brieven 1535-1657
(2013)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd1614 Aan Otto Brunfels
| |
[pagina 223]
| |
hij als een razende tekeergaat.Ga naar voetnoot1. Daarin roept hij uit dat alle nieuwe vertalingen ketters en godslasterlijk zijn, en dat de oude talen en de schone letteren de bron van alle kwaad zijn. Ik heb hem van repliek gediend,Ga naar voetnoot2. maar op zo'n manier dat ik behalve hem niemand kwets. Ik zou hem helemaal geen antwoord hebben gegeven, ware het niet dat het boek is opgedragen aan de theologische faculteit van de Sorbonne en gepubliceerd is op gezag van de theologen van Parijs. Tegen u heb ik echter niets in de zin. Sterker nog, ik heb een geleerd en taalvaardig man, over wie mijn vrienden schrijven dat hij een reactie wil schrijven op uw geschrift tegen mij,Ga naar voetnoot3. reeds herhaaldelijk in brieven bij alles wat heilig is dringend verzocht, als hij nog niet begonnen was, dat ook niet te doen. En als hij dat wel was, mij een genoegen te doen en het te vernietigen, als hij mij als vriend zou willen behouden. Had u zich maar gedistantieerd van dat soort oudewijvenruzies, zoals u ze noemt, voordat u uw geschrift uitgaf! En had u zich maar liever laten leiden door het gezonde verstand dan door mensen die hun eigen belangen najagen en daardoor anderen schade berokkenen! En had Von Hutten maar meer acht geslagen op mijn brieven! Ik heb hem meer dan eens in vriendelijke toonzetting geschreven, om te voorkomen dat hij door het uitgeven van een dergelijk boek ons beider reputatie zou schaden, en dat hij aan bepaalde domme tegenstanders van de letteren een uiterst welkom schouwspel zou bieden. Ten aanzien van het feit dat u mij alles wilt vergeven wat u tegen mij heeft, zie ik werkelijk niet in wat ik u op dit punt verschuldigd ben. Want u bent door mij nooit onheus behandeld, en voordat u uw ware aard toonde door dat geschrift, had ik een heel ander oordeel over u. U dient uw eigen belang als u die felheid van geest weet om te zetten in zelfbeheersing en christelijke lankmoedigheid. Want hoeveel dreigementen draagt deze verzoeningsbriefGa naar voetnoot4. van u in zich! Zelfs van aantijgingen is hij niet vrij, en dat alleen maar vanwege een ongegronde verdenking doordat de naam van Cousturier en die van een kartuizer werden genoemd. Zelfs een middelmatige dosis gezond verstand was voldoende geweest om in te zien dat u beter op de hoogte had moeten zijn alvorens u te verlagen tot dreigementen of aantijgingen. Ik heb nooit iemands vriendschap afgeslagen en niemand is door mij tot vijandschap aangezet. Het is echter moeilijk vriendschap in stand te houden met mensen die zo fel en lichtgeraakt van aard zijn. Als u blijk geeft van de christelijke instelling die u belooft, wens ik u daarmee geluk. Op uw diensten ben ik niet uit, maar ik wijs ze ook niet af. Ik zal met u als vriend tevre- | |
[pagina 224]
| |
den zijn als u zich voor uzelf een vriend wilt tonen. De enige dienst die ik van u verlang is dat u andermans goede naam geen schade doet. Dat is alles wat u kunt doen en dat is vooral in de huidige omstandigheden heel eenvoudig. Het ga u goed. Bazel, in het jaar 1525 |
|