De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 11. Brieven 1535-1657

1611 Aan Willibald Pirckheimer
Bazel, 20 september 1525

Allerhartelijkst gegroet, zeer gewaardeerde Willibald. Het doet me genoegen te vernemen dat het je goed gaat. Ik heb je geschreven via Froben,^1. via wie ik een brief van jou verwacht. Geen enkel deel van de wereld blijft gespaard voor de huidige onrust. Waar dit evangelie op zal uitlopen weet ik niet. Wat het geluk van deze wereld betreft, mij heeft dat in elk geval een wisse ondergang opgeleverd. Over Ceratinus ben ik teleurgesteld;^2. ik was er al bang voor dat hij degene die hem heeft aanbevolen zou beschamen zonder zich aan zijn raadgevers iets gelegen te laten liggen. Zo ongeveer is het gesteld met de verkondigers van het nieuwe evangelie.^3. Christus zal alles naar zijn welgevallen veranderen. Deze bijzonder bescheiden en aardige jonge-

1. Waarschijnlijk betreft het brief 1603.

2. Ceratinus had al na enkele maanden de leerstoel in Leipzig opgegeven waarvoor Erasmus hem had aanbevolen (zie brief 1565).

3. Erasmus dacht blijkbaar dat Ceratinus Lutherse sympathieën koesterde en daarom Leipzig had (moeten) verlaten, maar dit was niet zo: in 1527 zou Ceratinus tot priester worden gewijd.

[p. 221]

man^4. heeft mij jouw brief bezorgd. Doe de groeten aan Dürer en de dokter.^5.

Bazel, aan de vooravond van de naamdag van Mattheus, 1525

Aan de zeer gewaardeerde Willibald Pirckheimer, magistraat te Neurenberg

4. Het is niet bekend om wie het gaat.

5. Paulus Ricius.