1599 Aan Louis de Berquin
Bazel, 25 augustus 1525
Erasmus van Rotterdam aan Louis de Berquin, gegroet
Ik ben van mening, zeergeleerde Berquin, dat u datgene wat u doet, met goede bedoelingen doet, maar intussen zadelt u mij, die al meer dan voldoende belast ben, op met grote rancune, doordat u mijn geschriften vertaalt in de volkstaal en die ter kennis brengt van de theologen.Ga naar voetnoot1. Ik weet dat er onder hen velen zijn die oprecht en eerlijk zijn, maar de kleingeestigheid van enkelen wint het vaak van de bezonnenheid van velen. Terwijl ik van nature al een afkeer heb van conflicten, verlang ik nu vanwege mijn leeftijd en gezondheid des te meer naar rust, mij voorbereidend op die dag die nu niet al te ver weg kan zijn. Ik zie de noodlottige verwarring waarin de wereld verkeert, ik zie dat de kwestie tussen de theologen en hun tegenstanders ontaard is in openlijke razernij. Aangezien ik tot de conclusie kom dat ik er toch niets aan kan bijdragen, houd ik mij kalm met mijn eigen zaken bezig en vertrouw Christus zijn Kerk toe. Hij is de enige die de onberaden voornemens van de mensen kent en tot een goed einde kan brengen. Misschien bewijst u uw eigen belangen een betere dienst, mijn Berquin, als u een eenmaal beslecht conflict geen nieuw leven inblaast. Onze Papillon heeft ons verlaten, en voor hem Deloynes.
Hier ontrolt zich een bloedige tragedie. Ik weet niet hoe die afloopt. Wij zitten hier ingesloten en klem. God weet hoe veilig wij zijn. Ik denk dat de zuster van de koningGa naar voetnoot2. al naar Spanje is vertrokken. Er doen geruchten de ronde die een gouden eeuw beloven. Maar ik zie daarvan nog onvoldoende overtuigende voortekenen, en ik durf mijn voorgevoel niet op te schrijven. U moet dus niets verwachten van die dingen waarmee u mij in uw lange briefGa naar voetnoot3.