1598 Aan Jean de Selve
Bazel, 25 augustus 1525
Erasmus van Rotterdam aan Jean de Selve, eerste voorzitter van het Parlement van Parijs, gegroet
Hooggeachte heer, ik zend u een boekje dat gericht is tegen het dolzinnige getier van Pierre Cousturier.Ga naar voetnoot1. Nicolas Bérault is ervoor verantwoordelijk dat ik het aan u heb opgedragen. Doordat hij in zijn brieven aan mij meermalen uw buitengewone talenten schetste, heeft hij mij ertoe aangezet dat te doen. Ik verbaas mij er werkelijk over dat dergelijke geschriften straffeloos in Parijs gedrukt kunnen worden, met name wanneer dat gebeurt op gezag van het Parlement en met goedkeuring van de theologen, als het voorwoord tenminste niet bedriegt. Maar dat gaat als volgt in zijn werk. Dergelijke dingen worden door een of twee mensen behandeld en de overigen sluiten hun ogen alsof het hun niet aangaat. Wat is misdadiger dan degene die mijn Colloquia vervalst heeft? Men heeft gedaan alsof er niets aan de hand was. De schrijver ervan is niet onbekend. Het is een dominicaan, Lambertus Campester genaamd. Degene die het gedrukt heeft heet Pierre Gromors. En die straffeloosheid nodigt anderen uit nog grotere waagstukken uit te halen. In Antwerpen is een geschrift van enkele dominicanen verschenen.Ga naar voetnoot2. Iets onsmakelijkers, dommers, leugenachtigers, schaamtelozers, dwazers is ondenkbaar.
Vanwege dit soort monsters is de hele monnikenstand tot voorwerp van algemene haat geworden. In Duitsland zijn vele nonnen- en monnikenkloosters gruwelijk geplunderd. Sommige magistraten treden wat gematigder op. Zij hebben alleen degenen die elders hun geloften hadden afgelegd, laten verwijderen, en verboden dat er novicen werden aangenomen. Zij hebben hun het toezicht op nonnen en het recht elders te preken dan in hun eigen kloosters ontnomen. Kortom, zonder toestemming van de overheid kunnen zij niets doen. Hun oogmerk schijnt te zijn van de kloosters parochies te maken. Zij zijn namelijk van mening dat deze slagordes, die van complotten aan