De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 11. Brieven 1535-1657
(2013)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd1591 Aan Jean de Selve
| |
Erasmus van Rotterdam aan de hooggeachte heer Jean de Selve, eerste voorzitter van het zeer verheven Parlement van Frankrijk, gegroetDoor mensen uit de oudheid is treffend gezegd, zeer doorluchtige heer, dat goede wetten zijn voortgekomen uit slechte gewoonten.Ga naar voetnoot1. Maar een gewisser onheil bedreigt de mensheid, wanneer zeer slechte gewoonten op hun beurt voortkomen uit zeer goede wetten. Want welke hoop op redding blijft over wanneer geneesmiddelen veranderen in vergif, en wanneer datgene wat ontwikkeld is om ziekte te verdrijven, de ziekte verergert? Dit is nauwelijks op een andere manier te voorkomen dan wanneer een geschoolde en vertrouwde arts het medicijn dat hij heeft voorgeschreven, ook zelf toedient. Er was een uitstekende wet uitgevaardigd tegen de verschijning van onverantwoordelijke en smadelijke geschriften, als heilzaam en noodzakelijk middel tegen een hoogst schadelijke voortwoekerende ziekte.Ga naar voetnoot2. Maar de verdorvenheid van mensen verandert dit heilzaam middel in een nog ergere kwaal, tenzij degenen die de wet hebben uitgevaardigd, die ook toepassen en handhaven. Anders zie ik gebeuren dat de allerbeste boeken worden geweerd en | |
[pagina 174]
| |
dat boeken zoals wij er al twee hebben zien verschijnen, ongestraft gedrukt worden, ofschoon een verordening is uitgevaardigd dat in Parijs niets gedrukt mag worden dat haar vermaarde universiteit en haar verheven Parlement onwaardig is. In één daarvan zijn met meer dan platvloerse onbeschaamdheid mijn Colloquia vervalst door de toevoeging van een voorwoord dat ten onrechte van mijn naam was voorzien. Daar laat de schrijverGa naar voetnoot3. mij over mijzelf zeggen wat hij graag zelf wilde zeggen. Als u de gelegenheid heeft het werk in te zien, zult u een verdorven geest waarnemen, die voor geen enkele misdaad terugdeinst als hij ook maar enige aanleiding ziet een stad in brand te steken, te vergiftigen of te moorden. Als u niet in de gelegenheid bent, zult u zonder veel moeite uit de catalogus van mijn werken,Ga naar voetnoot4. die ik nu tegelijk naar u opstuur, kunnen opmaken waar het om gaat. De schrijver is bekend, en de drukkerGa naar voetnoot5. evenzeer. Beiden beleven genoegen aan hun kwaadaardigheid. Aangezien deze vrijpostigheid goed uitpakte, kwam vervolgens Pierre Cousturier op de proppen met zijn boek.Ga naar voetnoot6. Maar aan deze kwestie zal ik geen woord vuilmaken. Als u met uw wijsheid niet uit mijn verweer kunt afleiden wat voor werk dat is en van welk slag de maker is, zal het werk zelf u, als in een spiegel, Cousturier in zijn volle omvang tonen. Ik weet maar al te goed dat er onder de theologen sommigen zijn die genoegen nemen met wat zij hebben geleerd toen zij jong waren en een grote afkeer hebben van de talen en de schone letteren, zozeer dat hun niets kan bekoren dat ook maar enigszins riekt naar de humaniora. Zij zijn toegerust met talloze titels en ontelbare artikelen. Als het hun daaraan ontbreekt, verzinnen zij naar het hun belieft nieuwe leerstellingen, zoals deze Cousturier dat doet. Wie, van zoveel valstrikken voorzien, zo'n geneigdheid tot kritiek aan de dag legt als Cousturier, is in staat ook nog tegen de apostel Paulus zelf op duizend punten een lasterlijke aanklacht in te brengen. Een wet die de heilloze uitwerking inperkt van schisma's en ketterijen, als die weigeren zich te laten genezen, is uitstekend. Maar totaal verdorven is de geest van bepaalde lieden, die zich laten leiden door hun persoonlijke gevoelens en die een geneesmiddel dat bereid is voor zieken, zo veranderen dat het leidt tot de ondergang van gezonde mensen, en die door het brandijzer te misbruiken, wat gezond is aan het zweren brengen. Zij zouden hun goede naam een grotere dienst bewijzen als zij de boeken van recente auteurs in oprechtheid zouden lezen, en de talen en de schone letteren gastvrij in hun onderkomen zouden opnemen. | |
[pagina 175]
| |
Toch denk ik dat er in Parijs geen enkele theoloog zo gekant is tegen de ware wetenschappen dat hij dat onbeheerste getier van Cousturier billijkt. Des te strenger moeten mensen worden gestraft die de spot drijven met een uitstekende wet. Als het hun vrijstaat ongestraft te doen wat hun belieft, zal Parijs ons ongetwijfeld dat soort boeken leveren. Als daarentegen iemand opstaat en de openlijke laster verre van zich durft te houden, of iets durft te publiceren dat bijdraagt aan de wereld van de wetenschap, zal de wet haar kracht doen gelden en zal de censuur waakzaam zijn. Het is doorgaans zo dat in elke vergadering de onbeschaamdheid van de enkeling zwaarder weegt dan het fatsoen van de meerderheid. Want het is niets nieuws als de meerderheid het wint van het gedeelte dat het bij het rechte eind heeft. Maar hier is de minderheid die het bij het verkeerde eind heeft, vaak de meerderheid de baas die het bij het rechte eind heeft. Als de rechtschapenheid en onpartijdigheid van vooraanstaande mannen de beoefenaren van de humaniora niet te hulp komen tegen de doortrapte eigenzinnigheid van deze mensen, is het onvermijdelijk dat de geesteswetenschappen in de verdrukking komen en ook de disciplines in verval raken die zij graag als enige van waarde achten. De dood van de hooggeachte heer François Deloynes heeft de geletterde wereld beroofd van een groot beschermheer en voorvechter. Als het lot ons niet tijdelijk koning Frans had ontnomen,Ga naar voetnoot7. zou ik uw oren niet met dit geklaag lastiggevallen hebben, maar had ik de muzenbeschermer in eigen persoon tegen de aanvallen van de barbaren te hulp geroepen. In de tussentijd behoort het tot uw taak en tot die van uw geestverwanten de zaak van de wetenschappen krachtig te steunen, en met uw gevoel voor rechtvaardigheid de onbillijkheid van mensen als Cousturier te beteugelen. De brieven van ettelijke geleerden hebben mij er namelijk van overtuigd dat u de enige bent bij wie de goedheid van karakter en de vriendelijkheid in de omgang het nog winnen van de verbazingwekkende kracht van uw talent, wetenschappelijk kunnen en oordelend vermogen. Met deze gaven voegt u een bijzondere glans toe aan het verheven Parlement, waarvan u terecht het voorzitterschap bekleedt. Wanneer u echter deze taak op u neemt, kunt u niet alleen de meest in aanzien staande wetenschappen, maar ook de reputatie van de theologie zelf een dienst bewijzen, die nu bij zeer velen een uiterst slechte naam heeft als gevolg van het onheuse en onbezonnen oordeel van enkele krankzinnigen. Wij zien onder hoeveel haat de hele priesterstand gebukt gaat door de tekortkomingen van enkelen. Wij zien welke onverdiende bejegeningen ook goede monniken te verduren hebben als gevolg van de onverteerbare verdorvenheid van sommigen. Daarom kan niemand de waardigheid of het gezag | |
[pagina 176]
| |
van de theologen een grotere dienst bewijzen dan degene die dat soort oproerkraaiers, die geen theologen maar kankergezwellen en etterbuilen van de theologische stand zijn, tot bedaren brengt. Want er is geen enkele daad die verstandige en oprechte theologen met meer reden zouden toejuichen. Tot een zo groot man als u had ik mij liever met een iets rooskleuriger betoog gewend. Maar Cousturier heeft mij momenteel hiermee opgezadeld, een grotere onheilsvogel is er niet. Het ga u goed. |
|