1590 Van Erasmus Schets
Antwerpen, 23 juli 1525
Uw brief,Ga naar voetnoot1. mijn vriend, heb ik ontvangen, en ik heb begrepen om welke hulp u vraagt ten behoeve van uw toelage uit Canterbury. Wat zou u, mijn Erasmus, kunnen wensen, dat ik niet zou willen doen, voor zover daartoe de mogelijkheid is? Weet dat er in mijn onbeduidende persoon geen greintje invloed of gezag is, dat ik niet zou willen aanwenden en inzetten om u te helpen. Kon ik nog maar meer doen dat in uw belang is.
Ofschoon ik helemaal geen zakelijke betrekkingen onderhoud met de Engelsen (die vanwege een buitensporige belastingheffing buitenlandse kooplieden van zich vervreemden), heb ik daarginds toch veel naaste en zeer betrouwbare vrienden, die mij dagelijks melden wat de geruchtenstroom oplevert en hoe het de handel vergaat. Onder hen neemt Alvaro de Castro voor mij een bijzondere plaats in, een Spaanse koopman die in Londen woont. Als u aan de heer aartsbisschopGa naar voetnoot2. schrijft dat hij het geld van uw toelage aan hem ter hand stelt, hoe groot het te ontvangen bedrag ook is, zal ik ervoor zorgen dat het u daar of elders, vrij van welke commissie dan ook, wordt uitbetaald. U moet echter de aartsbisschop van Canterbury bovendien erop attent maken dat hij voor het uitbetaalde geld een ontvangstbewijs van genoemde Alvaro vraagt. Hij zou dan de moeite kunnen nemen mij dat toe te sturen via zijn secretaris, ingesloten bij een brief, met vermelding van de valuta waarin het bedrag is uitgekeerd. Want op die manier kunnen uw zaken zorgvuldig en correct afgehandeld worden. Ik wil u op alle mogelijke manieren van dienst zijn.
Tot mijn teleurstelling stelt u uw terugkeer uit en biedt u mij geen enkele hoop. Het beletsel is, ik weet het, de huidige onrust die, zodra ze in de ene provincie ophoudt, in andere de kop opsteekt. De Oostenrijkers en de Hongaren zijn begonnen aan een ongenadig oproer.Ga naar voetnoot3. Als God het niet afwendt, verdwijnt alle fatsoen, wordt de rechtsorde gekneveld en heerst overal heilloze tirannie. Het ligt voor de hand dat dit alles het verdiende loon is voor onze zonden.