De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 11. Brieven 1535-1657
(2013)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd1585 Aan Maximilianus Transsilvanus
| |
[pagina 151]
| |
Het enige wat mij weerhield mij naar jou te spoeden, was dat de haarden nog niet waren gedoofd en dat er vis wordt gegeten. Want dan had ik in de vastentijd moeten gaan, en zelfs bij de geur van vis loopt mijn gezondheid gevaar. Ik heb wel een ontheffingsbrief van de paus,Ga naar voetnoot5. maar in herbergen wil ik liever geen aanstoot geven. Juist toen ik na Pasen aanstalten voor de reis maakte, brak plotseling het noodlottige oproer van de boeren uit. Dat maakt dat ik hier vastzit tussen Scylla en Charybdis, zoals de uitdrukking luidt.Ga naar voetnoot6. Hoe veilig dat is weet ik niet. Het bestuur van deze stad heeft zich in deze kwestie zeer verstandig opgesteld, vooral de burgemeester die mijn naaste buur is.Ga naar voetnoot7. Ik zou niet gevrijwaard zijn geweest van het gevaar van bepaalde aanhangers van Luther, als ik niet op goede voet zou staan met het merendeel van het bestuur en niet goed met de bisschopGa naar voetnoot8. zou kunnen opschieten. Er zal in Bazel een bijeenkomst van enkele vorsten en boeren plaatsvinden.Ga naar voetnoot9. Daar wordt besproken of dit bloedige oproer met redelijke maatregelen bij te leggen is. Nu alles zo onzeker is kan ik geen enkel definitief besluit nemen. Ik had Lieven,Ga naar voetnoot10. mijn voormalige bediende, een pak brieven meegegeven die kardinalen, koningen en prinsen aan mij gericht hadden, want Cranevelt dacht dat mij dat als bescherming zou dienen tegen valse aanklagers. Boeren op wie de bediende stuitte, hebben hem de brieven afgenomen. De route door Frankrijk zou kostbaar zijn en geheel te paard moeten plaatsvinden, terwijl ik juist ben opgehouden met paardrijden, hoewel paardrijden tot nu toe voor mij steeds als middel heeft gediend tegen alle soorten van ziekten. Over de goede gezindheid jegens mij van de bisschop van PalermoGa naar voetnoot11. heb ik geen enkele twijfel. Was hij echter maar net zo'n weldoener als hij een mooiprater is! Ook over de gezindheid van De la Marck heb ik niet veel twijfel, behalve dat ik weet dat hij tijdens de rijksdag van Worms enkele onmiskenbaar tegen mij gerichte vijandige dingen heeft gezegd. U raadt gemakkelijk op aanraden van welke lieden hij dit heeft gedaan.Ga naar voetnoot12. Die kennen mensen uit zijn kring,Ga naar voetnoot13. met wie zij de nauwste betrekkingen onderhouden. Voorts heeft een theoloog die het in Leuven voor het zeggen heeft,Ga naar voetnoot14. in het bijzijn | |
[pagina 152]
| |
van Van Dorp enkele uitlatingen gedaan waarmee hij duidelijk maakte dat De la Marck weinig sympathiek over mij denkt, al zegt men dat hij er de man naar is om af en toe, afhankelijk van de gelegenheid, zaken uit zijn duim te zuigen. Met de graaf van HoogstratenGa naar voetnoot15. had ik niet veel contact. Hij schijnt wel degelijk een vriendelijk en redelijk man te zijn. Toch hebben mij ook van hem bepaalde uitlatingen bereikt die weinig complimenteus zijn. Ik weet wel dat men niet zomaar alle verhalen moet geloven, maar de dingen die ik hiervoor heb opgesomd weet ik zeker. Daarbij ben ik mij ervan bewust dat de meningen van mensen zich met het uur wijzigen. En ik zou geen twijfel hebben over de steun van het hof als mijn gezondheid en mijn leeftijd zouden toelaten dat ik het hof in enig opzicht van dienst zou kunnen zijn. Nu is dit nietige lichaam zo broos dat het al bij het geringste gevaar in korte tijd zal bezwijken, als ik mij niet vergis. Zonder geld valt niet te leven. Toch baart de verdorvenheid van sommige theologen en monniken mij meer zorgen dan mijn geldzaken. U schrijft dat zij eenvoudig in toom gehouden kunnen worden. Maar paus Adrianus, die een officiële brief heeft gestuurd om de karmelietGa naar voetnoot16. tot zwijgen te brengen, is dit niet gelukt. Hij hield met moeite zijn mond, maar na de dood van Adrianus compenseerde hij zijn stilzwijgen in ruime mate, en met de dag slaat hij meer wartaal uit. Onlangs heeft Vincentius, een halfbakken dominicaanse theoloog, onder de naam Taxander een boek uitgebracht te Antwerpen, met hulp van een of andere vluchteling uit EngelandGa naar voetnoot17. - een boek dat zo van kennis gespeend, smakeloos, leugenachtig, onbeschaamd en onzinnig is, dat het door niemand anders dan door die Coroebus geschreven kon worden. Hij heeft enige jaren geleden al geprobeerd het uit te geven, maar het werd hem door zijn vicaris-generaalGa naar voetnoot18. verboden. Er is geen enkel onderlegd persoon in Leuven of hij weet dat het zijn geesteskind is. Wanneer bij u uiterst domme mensen ongestraft dit soort dingen wagen, wat heeft dan die steun van het hof, die u mij belooft, te betekenen? De doorluchtige prins Ferdinand schreef zijn tanteGa naar voetnoot19. dat zij ervoor moest zorgen dat mij de toelage zou worden uitbetaald, en voorts dat zij de karmeliet en soortgelijke schreeuwers het zwijgen moest opleggen. Aan wat hij schreef besteedde hij voldoende zorg. De brief is afgegeven bij de aartsbisschop van Palermo. Of die door hem met goede bedoelingen is achtergehouden weet | |
[pagina 153]
| |
ik niet. Maarten van Dorp is overleden, die als enige de ware wetenschappen oprecht een warm hart toedroeg. In mindere mate dan de anderen verfoeide hij alles wat op enigerlei wijze verwantschap vertoont met de leerstellingen van Luther - waardoor zijn steun niet veel gewicht in de schaal legde - en aan schijnmonniken hechtte hij niet zoveel waarde. Ook Latomus heeft drie boekjes gepubliceerd,Ga naar voetnoot20. die ik slechts even heb bekeken, waarin hij slinks en listig de spot met mij drijft. Ik kan gemakkelijk raden wat daarvan de bedoelingen zijn. In Parijs is een werk verschenen van ene Pierre Cousturier,Ga naar voetnoot21. een theoloog van de Sorbonne en een kartuizer monnik. Nog nooit heb ik iets dwazers gelezen dan dat. In Rome hebben de pausen Zúñiga het zwijgen opgelegd.Ga naar voetnoot22. En het zijn die mensen die voor mij dat soort drama's veroorzaken omdat ze alles en iedereen minachten. Ik wenste dat alle monniken zo waren dat zij de sympathie van alle deugdzame mensen zouden verdienen. Wegens enkele onuitstaanbare lieden worden tegenwoordig de meesten, ook de goeden, voorwerp van openlijke haat. Hier worden overal kloosters geplunderd en in brand gestoken, monniken worden uiteengedreven, nonnen worden verkracht, tussen goeden en kwaden wordt geen enkel onderscheid gemaakt. De steden die wat gematigder zijn, hebben de kloosters onder hun hoede genomen op de volgende voorwaarden: dat zij het stadsbestuur gehoorzamen, dat zij niemand onderhouden als die niet ook ter plekke zijn geloften heeft afgelegd, dat zij geen novicen aannemen zonder medeweten van het stadsbestuur, dat zij niemand tegenhouden die met opgaaf van redenen wil vertrekken, dat zij niet in bezit houden wat is ingebracht door degenen die vertrekken, dat zij zich niet inlaten met parochies of nonnenkloosters. Zwerfmonniken die de gewoonte hebben met vervalste aanbevelingsbrieven van hun oversten door alle landstreken te trekken, wordt de toegang tot de stad ontzegd. Over de vraag of deze maatregelen in religieus opzicht verantwoord zijn laat ik mij niet uit. In elk geval zijn ze van mildere aard dan wat de overige kloosters te verduren hebben. Het soort mensen dat wij hier hebben is uiterst gematigd, zij het dat zij nog weifelen en uitzien naar een Ezra. Maar over deze dingen een andere keer, of misschien, als God het wil, mondeling. Guy Morillon schrijft vanuit Spanje al een paar keer alsof hij spoedig naar Brabant zal terugkeren.Ga naar voetnoot23. Ik wil graag weten of hij al terug is. Van Cranevelt is mij helemaal geen brief bezorgd. Ik begeef mij niet van hier zonder dat ik brieven van vrienden heb ontvangen. Indien nodig zal ik daar- | |
[pagina 154]
| |
voor een eigen koerier inhuren. Ik zou willen dat er enig contact was tussen u en More, over wiens handel en wandel u van Cranevelt zult vernemen. Ik heb hem reeds het een en ander over u geschreven. In deze tijd zijn oprechte vrienden een uiterst zeldzaam verschijnsel. Vandaar dat de vriendschap van goede mensen door des te hechtere banden aangehaald moet worden. Het ga u goed, samen met al de uwen, zeer dierbare Maximilianus. Doe van mij de groeten aan de heer van Halewijn en aan de overige vrienden. Gegeven te Bazel, 2 juli in het jaar 1525 |
|