De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 11. Brieven 1535-1657
(2013)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 144]
| |
1582 Aan de theologen van Leuven
| |
[pagina 145]
| |
ieders haat en spot. Nu wordt de hele orde te schande gemaakt door de dwaasheid van enkelen. Want een goed deel van de kwalijke gevolgen, als u mij toestaat de waarheid te zeggen, komt weer bij u terecht. Enige tijd geleden kneep u een oogje toe bij het geroep en geschreeuw van de dominicanen. Nu duldt u openlijk een karmelietGa naar voetnoot7. die zijn verstand kwijt is. En ongetwijfeld gaat dit boek bij u van hand tot hand, aangezien op de titelpagina de naam van een theoloog wordt vermeld en Leuven wordt genoemd. Want Vincentius wilde dat het boek hem toch nog enige roem zou brengen, gezien het feit dat daarin zo vaak lof wordt toegezwaaid aan de uitmuntende theoloog Vincentius van Haarlem, alsmede aan Jacobus Latomus. Mooi toch dat die Leuvense theologen worden gekoppeld, zodat men zou kunnen denken dat Vincentius op gelijke hoogte staat met Latomus. Dit is een mier vergelijken met een kameel, zoals men zegt.Ga naar voetnoot8. De wereld telt nog steeds vele geleerden en verstandige mannen. Hun onuitgesproken oordelen moet men niet van geringe waarde achten. Wat meent u dat zij denken wanneer zij zulke boeken lezen? Dergelijke charlatans maken dat tegenwoordig wijd en zijd kloosters verloren gaan en universiteiten bezwijken. De wereld was niet bij machte zulke monsters nog langer te verdragen. En wat door enkele onverlaten wordt uitgehaald, heeft zijn weerslag op allen, weliswaar helemaal ten onrechte, maar zo gaat dat bij de mensen: zij verdenken u ervan dat u sympathiseert met de daden van degenen wier buitensporigheden u niet bedwingt, terwijl dat wel binnen uw vermogen ligt. Paus Adrianus legde het zwijgen op aan Baechem met zijn domme geschreeuw,Ga naar voetnoot9. maar u doet alsof er niets aan de hand is. Aleandro legde, toen ik in Leuven was, op mijn aandrang de Fries LaurensGa naar voetnoot10. het zwijgen op, maar u sloeg daar geen acht op. Het college van kardinalen en drie pausen hebben de lasteraar Zúñiga het zwijgen opgelegd.Ga naar voetnoot11. Toch trekt die deskundiger en meer ingehouden van leer dan Baechem of Vincentius of die Fries. Ik weet niet hoe veilig u bent, maar ik ben heel bang dat het noodweer waarvan wij hier te lijden hebben, ooit naar u wegtrekt. Wat nu is stompzinniger of dwazer dan het boek van de theoloog Pierre Cousturier?Ga naar voetnoot12. Ik weet niet of het u niet bevalt. In elk geval beviel het de paters van zijn orde niet, niet omdat zij bezorgd zijn om Erasmus, maar omdat zij inzien hoeveel schande | |
[pagina 146]
| |
en gevaar hun boven het hoofd hangt als gevolg van de verdwazing van één man. Misschien zijn er onder u die menen dat ik niet in staat ben te kwetsen, zelfs als ik zou willen. Maar u zou er heel anders over denken als ik beschikte over een net zo verdorven geest als zij blijkbaar hebben. Ik bereid mij serieus voor op mijn laatste dag en ik zal mij geen moment willens en wetens bezondigen aan iets dat mijn geweten zou bezwaren, wanneer ik van deze wereld vertrek. Uw instituut gaat gebukt onder de aanwezigheid van een aantal ondeskundige en domme lieden. Een Vincentius trekt een Vincentius aan, een karmeliet een karmeliet. Ik vrees dat u van degenen met wier gezelschap u zo ingenomen bent, ook de oogst te duchten heeft. Ik zou wensen dat uw universiteit volop bloeide door toedoen van geleerde en goede mannen en in iedere soort wetenschap. Maar wat wij nu zien is dat overal kloosters worden verwoest, de studie van de theologie volledig teloorgaat en universiteiten ten onder gaan. En van dag tot dag gaat het kwaad zijn noodlottige gang. Als nu in mijn geschriften iets te ontdekken zou zijn dat te ondoordacht uit de pen is gevloeid, hoeveel hoffelijker en verstandiger zou het dan zijn mij persoonlijk daarop te wijzen door een brief te schrijven, of er geen acht op te slaan, omdat u heel goed weet hoeveel haat en gevaar ik te verduren heb, en om te voorkomen dat ik mij bij een of andere sekte aansluit! Maar iemand die van de ene kant zo bestookt wordt, ook nog eens van de andere kant met stenen aan te vallen, wat is dat anders dan hem tot ketterij drijven? Toch zal niemand in zijn boosaardigheid mij zo ver krijgen. Ik heb het voorwoord van Latomus, dat hij heeft toegevoegd aan het boek dat hij tegen Luther schreef,Ga naar voetnoot13. gelaten voor wat het was. Het was mij al heel lang duidelijk wat hij tegen mij inbracht tijdens diners en voordrachten. Ik heb er geen acht op geslagen. Nu heeft hij opnieuw geschriften gepubliceerd,Ga naar voetnoot14. waarin hij met kunst- en vliegwerk probeert ook mijn verhandelingen als ketters te bestempelen, en op listige wijze mijn nieuwe werken verbindt met lutherse opvattingen. Ik heb van die geschriften slechts globaal kennis genomen, want ze zijn mij kort geleden bezorgd. Ik vraag mij af waartoe die verbetenheid dient om iemand zwart te maken. Als ik niet genoeg had van dergelijke disputen, zou hij zien dat het mij aan antwoorden niet ontbreekt. Er zijn mensen die uit alle macht proberen de oude talen en de schone letteren in de verdrukking te brengen. Maar de feiten zelf zullen hun leren dat tegelijk met de schone letteren ook die wetenschappen bezwijken, waarvan zij zo graag wil- | |
[pagina 147]
| |
len dat die exclusief van belang worden geacht. Hoeveel verstandiger zou het zijn de humaniora vriendelijk tot uw woonstee toe te laten! Zij zouden uw huisraad sieren, geloof mij, en zij zouden u de sympathie van vele vorsten bezorgen. Ik hoor dat mijn Confessie bij sommigen niet in de smaak valt. Maar hetzelfde werk mishaagde de leerlingen van Oecolampadius nog meer.Ga naar voetnoot15. Enkele geleerden, zelfs uit Engeland, hebben mij er nog voor bedankt,Ga naar voetnoot16. omdat ik de biecht, die al aan het wankelen was, in ere heb hersteld. Maar ik verkondig niet dat die door Christus is ingesteld. Ik zal dit doen wanneer ik daarvan ten volle overtuigd ben. Koning Hendrik van Engeland doet dit wel,Ga naar voetnoot17. met redelijke argumenten, die ik tot nu toe volg als een aannemelijke opvatting. Wat voor verwarring en onrust zou ik ontketend hebben, als ik deze en andere opvattingen zonder meer zou hebben verkondigd, en niet met argumenten zou hebben gestaafd! Ook al zou het leveren van bewijs tot mijn mogelijkheden hebben behoord, het zou een langdurige aangelegenheid zijn geweest en ik was toen ook al aan een ander werk begonnen. Ik heb datgene ter hand genomen waarvan ik verwachtte dat het tot een goed einde te brengen was. En u ziet op welke plaats ik die dingen geschreven heb, woonachtig als ik was tussen Zürich en Straatsburg, in een stad waar Oecolampadius in het openbaar de leer verkondigt dat de biecht niet noodzakelijk is, en waar sommigen verzekeren dat die verderfelijk is. Als deze leerstellingen zo zeker zijn dat men ze moet belijden tot aan het martelaarschap toe, waarom komt dan niemand van uw mensen hierheen om met kracht te onderwijzen wat hij denkt? Als u op de hoogte zou zijn van de situatie in deze streken, dan zou u erkennen dat ik, gegeven de huidige omstandigheden, tamelijk moedig heb geschreven. Had ik er maar evenveel succes mee gehad! Over mijn wetenschappelijke kwaliteit mag u denken wat u wilt. Ik heb voldoende duidelijk gemaakt dat ik vredelievend ben. Gematigde mensen hebben mijn sympathie. Degenen die met hand en tand hun gelijk verdedigen, zullen waarschijnlijk het touwtje laten knappen doordat ze er te hard aan trekken.Ga naar voetnoot18. Mij zijn deze onrust en verwarring nooit aange- | |
[pagina 148]
| |
naam geweest, en steeds heb ik verzoenende adviezen verstrekt. Maar wat te doen met dolzinnige schijnmonniken? Er is geen enkele kwalijke daad of ze durven die aan. Zij hebben zich buiten alle deugdelijke wetten geplaatst. Ze zijn landlopers, en nergens houden zij halt. Men kan hen onmogelijk nog verdragen maar ook niet met bescheiden middelen weer in het gareel krijgen. Zo ver zijn zij met hun provocaties gekomen. En daarom doe ik uitdrukkelijk een beroep op uw wijsheid, hoogeerwaarde deken,Ga naar voetnoot19. en op u, Van Vianen, Rosemondt, Driedo en anderen wier onpartijdigheid voor mij zonneklaar is, dat u zorg draagt voor de rust van de wetenschappen, zorg draagt voor uw goede naam, en op enig moment een einde maakt aan dat opruiende geroep en geschreeuw. In mij zult u iemand vinden die naarstig streeft naar christelijke eendracht en oprecht geloof. Het ga u goed, geachte heren en leraren. Bazel, 1 juli in het jaar 1525 |
|