1569 Van Johann von Vlatten
Aken, 9 april 1525
Gegroet, zeergeleerde Erasmus. Als het u goed gaat en alles naar wens verloopt, heb ik reden om u geluk te wensen. En niet alleen u maar ook mijzelf, die mij gewoonlijk betrokken voel bij de voor- en tegenspoed van vrienden, als hadden die betrekking op mijzelf. Ik betreur het dat ik afwezig was toen onze FransGa naar voetnoot1. bij mij uw briefGa naar voetnoot2. achterliet, waarnaar ik zeer had uitgezien. Maar aan mijn buitenlands gereis kleeft het lot dat ik ver van huis ben wanneer zich iets aandient om bij aanwezig te zijn. Dat Frans op zijn terugweg opnieuw langskwam, heeft dit onrecht ruimschoots vergoed. Want hij heeft mij opgewekt verslag gedaan van alle goeds dat ik u pleeg toe te wensen.
Alle mensen van goede wil zien reikhalzend uit naar uw komst. Want elk verstandig mens bidt Christus dat de goddelijke geest van Erasmus hierheen komt, vanwege zijn onbesproken levenswandel en zijn voorbeeldige geleerdheid en bescheidenheid.
Afgezien van het feit dat u, voortreffelijke Erasmus, mij die dat niet verdiende, een onsterfelijke weldaad heeft bewezen,Ga naar voetnoot3. probeert u zichzelf nog te overtreffen. Want hoewel u zich ten opzichte van mij zo verdienstelijk heeft gemaakt dat ik mij dagelijks afvraag hoe ik op passende wijze mijn dank kan bewijzen, belooft u toch nog grotere dingen als het u wordt vergund in leven te blijven. Maar als u denkt dat ik voor u van enige betekenis kan zijn, dan voeg ik mijzelf, als dank voor dit alles, toe aan uw werkkapitaal. Gebruik, misbruik uw Vlatten naar believen.
Het ga u goed. Aken, op palmzondag in het jaar 1525
Uw Johann von Vlatten
Aan de zeergeleerde heer Desiderius Erasmus van Rotterdam, zijn met eerbied hoog te achten vriend