1568 Aan Willibald Pirckheimer
Bazel, 9 april 1525
Zeer hartelijk gegroet. Ik denk dat het Griekse werk van ChrysostomusGa naar voetnoot1. nu wel bezorgd is, waaraan ik een aan jou opgedragen voorwoord heb toegevoegd. Als Jacobus Ceratinus deze brief bij je aflevert, verzoek ik je hem als een tweede Erasmus te verwelkomen. Hij is een man zo geleerd in het Grieks, en in het Latijn niet minder, dat hij in staat zou zijn met gezag in welk gedeelte van Italië dan ook hoogleraar te zijn, en bovendien is hij van een onbesproken levenswandel, maar hij is zo bescheiden dat het bijna ergernis wekt. Een andere tekortkoming heeft hij niet, als dit al een tekortkoming is. Ik heb hem op verzoek of liever op aandringen van hertog Georg per brief uitgenodigd, zonder veel hoop te hebben dat hij de aangeboden betrekking niet zou afwijzen. Want ook in zijn eigen land werd hij uitgenodigd tegen ruime vergoeding een openbare leerstoel te aanvaarden. Hij zal Petrus Mosellanus opvolgen, maar hij is geleerder dan tien mannen als Mosellanus, ofschoon ik diens geleerdheid en talent bovengemiddeld waardeerde. Een ander zou het wellicht ongepast vinden dat jongeren een man op leeftijd passeren. Ik ervaar het als een groot genoegen, telkens als ik zie dat jongeren zo'n vooruitgang hebben geboekt (ook enigszins geholpen door mijn geschriften) dat zij diegenen die zij als leraren hadden, op hun beurt kunnen onderwijzen. Als jij Ceratinus dus ook een dienst bewijst, zal mij dat aangenamer zijn dan wanneer je die aan mijzelf bewezen zou hebben. Hij heeft genoeg reisgeld, tenzij hij onderweg beroofd wordt, wat God verhoede. Beschouw mij dan als borg voor het geval jij hem iets leent.
Ik zou wel meer willen schrijven, maar het is onzeker of Ceratinus op zijn route jou zal aandoen, wat hij toch wel leek te willen, al was het maar om jou te ontmoeten. Doe de groeten aan Ricius en Dürer. Onlangs heb ik opnieuw een adderjong gebaardGa naar voetnoot2. en ook nu nog is mijn gezondheid twijfelachtig.
Het ga je goed, zeer illustere vriend. Bazel, 9 april in het jaar 1525
Je herkent het handschrift van je Erasmus
Aan de zeer illustere heer Willibald Pirckheimer