1561 Aan Georg van Saksen
Bazel, 26 maart 1525
Erasmus van Rotterdam aan hertog Georg van Saksen, gegroet
Zeer doorluchtige vorst. De meest recente briefGa naar voetnoot1. van uwe Hoogheid, geschreven aan de vooravond van Valentijnsdag, heb ik ontvangen. Niets aangenamers kon mij overkomen. U spoort weliswaar iemand aan die al rent, maar toch helpt het om door dergelijke grootheden aangespoord te worden. Kort daarvoor had ik ook de andere, eerder door u gestuurde briefGa naar voetnoot2. ontvangen. Enkele dagen geleden heb ik een kort antwoord aan de man uit HaubitzGa naar voetnoot3. meegegeven.
Met Pasen verwacht ik een hoogleraar in de Griekse taal.Ga naar voetnoot4. Zelf heeft hij mij hierover niets geschreven, maar een andere geleerde,Ga naar voetnoot5. die nauw bevriend is met ons beiden, schrijft dat hij er niet voor terugschrikt de betrekking te aanvaarden. Zijn kennis van de Griekse letterkunde overtreft zelfs verre die van drie mannen als Mosellanus, en zijn beheersing van de Latijnse taal is naar mijn mening niet minder. Ik kan niets met zekerheid beloven voordat hij hier gearriveerd is.
Hoewel ik op deze leeftijd al met pensioen had moeten zijn, zal ik mijn plicht geenszins verzaken, mits uwe Hoogheid en de overige vorsten intussen bewerkstelligen dat deze overwinning niet zwicht voor de waanzinnige begeerten van sommigen die nauwelijks mensen zijn, maar dient tot roem van Christus en tot heil van de christelijke gemeenschap, waarvoor ik zelfs mijn leven graag in de waagschaal zal stellen. Het ga uwe doorluchtige Hoogheid goed. Bazel, aan de vooravond van de Annunciatie in het jaar 1525
Brieven aan Pistoris en Emser sluit ik hierbij in,Ga naar voetnoot6. ervan uitgaande dat ze op die manier veiliger daar zullen aankomen. Ik beschik namelijk niet over een betrouwbare koerier, maar ik stuur deze naar Frankfurt om ze daar aan iemand anders te laten overdragen.