1560 Aan Willibald Pirckheimer
Bazel, 25 maart 1525
Erasmus aan Willibald Pirckheimer
Hartelijk gegroet, zeer illustere vriend. Ik heb je een briefGa naar voetnoot1. geschreven die ik aan een koerier heb meegegeven, samen met een brief aan de dekenGa naar voetnoot2. over wie je had geschreven. Ik neem aan dat die afgeleverd zijn. Hierbij ontvang je het geschrift van Chrysostomus over de taken van de bisschop in het Grieks, waarvan lang geleden al iemand een vertaling heeft gemaakt die ermee door kan. Er was niets anders voorhanden waarmee ik je kon belonen, want mijn ziekte heeft mij bijna twee maanden gekost. Niettemin zullen binnenkort nog twee of drie werkjes verschijnen. Breng mijn hartelijke groeten over aan Ricius en Dürer. Het ga je goed.
Bazel, op het feest van de Annunciatie in het jaar 1525
Als je de inborst van Froben goed zou kennen, zou je vinden dat hij de sympathie verdient van alle goede mensen. Hij wordt onvoldoende eerlijk behandeld door zijn collega's, van wie Koberger er één is, een man die mij overigens dierbaar is en een vriend vanwege de diensten die hij mij eerlijk en oprecht heeft bewezen. Hij is een zakenman - ik weet het - en hij heeft een compagnon uit Gelre, Franz Birckmann genaamd, een boef zoals de zon nog nooit gezien heeft. In mijn Colloquia komt een Pseudocheus voor.Ga naar voetnoot3. Ook al is dat personage misschien niet naar hem geschreven, toch gedraagt hij zich in alle opzichten zo dat niemand hem die eervolle glorie kan ontnemen. Over dit uitvaagsel zal ik een andere keer meer schrijven, want het is een lang verhaal. Hij heeft twaalf volle jaren zijn rol gespeeld. Intussen verzoek ik je bij gelegenheid met Koberger te spreken om te bewerkstelligen dat hij zich hoffelijker opstelt tegenover Froben, die zich buitengewoon verdienstelijk heeft gemaakt voor de schone letteren.
Nogmaals vaarwel.