De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 11. Brieven 1535-1657
(2013)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd1559 Aan Jean de Lorraine
| |
[pagina 72]
| |
Want nadat zij Pierre Toussain, een jongeman van zeer grote belofte, naar zijn thuisstad hadden ontboden,Ga naar voetnoot1. begonnen zij hem onmiddellijk te belagen op hatelijke manieren, met beschimpingen, inbeslagneming en opsluiting, zo erg dat de jongeman op verzoek van de magistratuur de wijk heeft genomen om te voorkomen dat de situatie tot onrust in de stad zou leiden; overigens was hij bereid om te antwoorden op alles wat tegen hem kon worden ingebracht. Moge om te beginnen uwe Hoogwaardigheid aannemen dat ik, als ik een gegrond vermoeden zou hebben dat iemand de partij van Luther is toegedaan, de betreffende persoon niet zou willen beschermen, maar wel, als ik zou kunnen, tot andere gedachten zou willen brengen. Maar hoewel er tussen mij en Pierre Toussain veelvuldige en openhartige gesprekken zijn geweest, heb ik nooit uit ook maar een woord kunnen opmaken dat hij sympathiseert met degenen wier opvattingen door de paus van Rome worden veroordeeld. Aanvankelijk nam hij als kostganger zijn intrek bij Oecolampadius, op aanraden van Cantiuncula, niet uit sympathie voor de sekte maar uit ambitie om te leren. Eerst wilde hij graag wonen bij mij, die de aanhangers van Luther voor hun vijand houden. Toen dat niet kon, want ik trof toen voorbereidingen om van hier weg te gaan, heeft hij op aanraden van Cantiuncula gebruik gemaakt van de gastvrijheid van Oecolampadius, die hij niet kende. Ik voor mij distantieer mij openlijk van de leerstellingen van Oecolampadius, wat ik ook in mijn uitgegeven boeken duidelijk heb gemaakt. De vriendschap die er vroeger tussen hem en mij was, is omgeslagen in openlijke vijandschap, die ik prefereer boven geveinsde vriendschap. En toch, om over een vijand ook te erkennen wat waar is, de man is bovenmate kundig in de drie talen en in de theologische wetenschap. Niettemin heeft Pierre Toussain zich op instigatie van de zijnen uit diens huis teruggetrokken. Af en toe heeft hij zijn colleges gevolgd. Behalve Oecolampadius doceert hier namelijk niemand theologie.Ga naar voetnoot2. Soms heeft hij verkeerd met degenen die Luther niet vijandig gezind zijn. Niemand die hier woont, waar alles vol is van aanhangers van Luther, zou dat hebben kunnen vermijden. Omwille van de wetenschap volgen wij ook wel eens lessen van mensen wier opvattingen wij niet allemaal delen. De heilige Cyprianus was gewoon Tertul- | |
[pagina 73]
| |
lianus, door wiens boeken hij geboeid werd, zijn leermeester te noemen.Ga naar voetnoot3. Hieronymus hield van de intelligentie van Origenes, zonder zijn opvattingen te delen. Diezelfde Hieronymus beroemt zich op zijn leermeester Didymus, wiens leer hij niet goedkeurde.Ga naar voetnoot4. Hij maakte gebruik van een joodse leermeester,Ga naar voetnoot5. wiens onchristelijke zienswijzen hij verafschuwde. Paulus ten slotte beveelt alles te onderzoeken, maar te behouden wat goed is.Ga naar voetnoot6. Bij nauwkeurig onderzoek van de boeken van Toussain zijn enkele aantekeningen in de marges aangetroffen die nu niet direct aanleiding geven tot verdenking. Wij markeren in de marge niet wat onze mening is, maar wat nader onderzocht moet worden, zoals ikzelf, toen ik van plan was een pleidooi te schrijven voor de vrije wil, in de Heilige Schrift ook die passages markeerde die pleiten tegen de vrije wil. Zo ook zou ik, als ik van plan was een pleidooi te schrijven voor de verhevenheid van de paus, ook die dingen noteren die schijnbaar tegen zijn verhevenheid pleiten. Op grond van dergelijke zwakke argumenten ontketenden zij direct een meedogenloze hetze tegen een jongeman wiens talent, onbesproken gedrag en leergierigheid de grootste waardering verdienen. De colleges van kanunniken zijn bij de leken zeer gehaat, omdat de meesten leven voor slokdarm en buik, en wars zijn van elke heilige wetenschap. En deze haat zou afnemen, als zij zouden beginnen velen op te nemen die zijn als Toussain: die zal, als hij voortgaat met zijn studies zoals hij begonnen is, zich zo ontwikkelen dat hij niet alleen voor zijn college maar ook voor zijn hele land een grote aanwinst en een groot sieraad kan zijn. Wat een zeldzame voorbeeldigheid gaat immers uit van een jongeman die zich weinig gelegen laat liggen aan alle geneugten waaraan deze leeftijdsgroep zich gewoonlijk te buiten gaat, maar zich dag en nacht bezighoudt met de beste schrijvers, en in plaats van meisjes, drinkgelagen en het dobbelspel, heilige teksten tot zijn genoegens rekent. Zo behoren immers de priesters te zijn die niet alleen maar het geloof dwangmatig opleggen met kerkers en bliksem, maar die volgens de leer van Petrus overtuigen en bereid zijn rekenschap te geven aan ieder die dat verlangt.Ga naar voetnoot7. Wat is anders het verschil tussen een priester en een beul? Deze opmerkingen hebben niet tot doel noodzakelijke maatregelen te veroordelen waarmee jammerlijke ketters uit de weg worden geruimd, maar erop te wijzen dat goede artsen navolging verdienen, die niet tot snijden en branden overgaan als niet eerst tevergeefs alle geneesmiddelen beproefd zijn. | |
[pagina 74]
| |
Welnu, gesteld dat deze jongeman, wat ik overigens niet geloof, op een of andere manier besmet geraakt is door deze aandoening die nu bezit heeft genomen van de geesten van vrijwel de hele wereld, dan nog zou men hem naar het voorbeeld van Christus, die het geknakte riet niet afbrak en de walmende vlaspit niet uitdoofde,Ga naar voetnoot8. met alle zachtmoedigheid moeten behandelen en zijn kwaal met milde geneesmiddelen moeten bestrijden. En als de jongeman iets met onvoldoende bezonnenheid heeft gedaan of gezegd, zou men hem moeten vergeven vanwege zijn uitzonderlijke gaven en de zeer grote verwachtingen van zijn deugdzaamheid. Vandaag de dag geven sommigen, door haat gedreven, zelfs af op vrome zaken, ja, zij noemen alles ketters wat zweemt naar schone letteren en geleerde beschaving. Intussen lezen zij niet eens wat zij veroordelen. Ik hoor dan ook dat die kanunniken eveneens tegen mij stevig van leer zijn getrokken door te schreeuwen dat Erasmus een aanhanger van Luther is - ik, die met gevaar voor eigen leven tegen Luther ten strijde trek; ik, die door zoveel pausen, door de keizer, door Ferdinand, door de koning van Frankrijk, door de koning van Engeland en door zoveel kardinalen, met name door Campeggi, waardig word bevonden de ene zeer complimenteuze brief na de andere te ontvangen. Al die grootheden zijn uitstekend over mij te spreken, maar toch ben ik voor dergelijke zwijnen een ketter. Maar over mij een andere keer. Voor dit moment zou ik er bij uwe Hoogwaardigheid met klem op willen aandringen de jongeman die alle sympathie meer dan waard is, te beschermen tegen het onbehoorlijke optreden van die lieden. Ooit zult u blij zijn hem geholpen te hebben. Toen Alcibiades door zijn Atheense medeburgers in staat van beschuldiging werd gesteld, verliet hij het land. En toen men hem adviseerde zijn lot toe te vertrouwen aan zijn rechters, zei hij dat hij zelfs zijn moeder niet zou vertrouwen, uit vrees dat zij misschien in een moment van onbedachtzaamheid de zwarte met de witte stemsteen zou verwisselen.Ga naar voetnoot9. Het is dus niet verwonderlijk dat Toussain zijn lot niet in handen legt van diegenen die duidelijke signalen van haat afgeven en er niet op uit zijn hem te genezen, maar hem ten val te brengen. Toussain vertrouwt erop dat hij aan allen die oprecht zijn, verantwoording kan afleggen. Maar dat hij, met een rein geweten, het doelwit is van zwartmakerij, excommunicatie en gevangenschap, dat lijkt onbillijk. Het getuigt van christelijke lankmoedigheid al wat te genezen is te koesteren. Maar het is verre van de verdraagzaamheid van Christus onschuld zo te attaqueren, en | |
[pagina 75]
| |
uit afkeer van de schone letteren zo'n talent, zo'n belofte, die in staat is aanzien en het grootste profijt te bezorgen aan zijn vaderland en aan de Kerk van Christus, onder laster te bedelven. Nu verdient hij onze ondersteuning des te meer omdat hij op verzoek van de bestuurders vertrokken is, om geen onrust in de stad op te wekken. Dit is op zichzelf al een bewijs van gezagsgetrouwheid. Maar dat hij met dit besluit zelfs tegemoetkwam aan degenen door wie hij werd aangevallen, getuigt waarlijk van christelijke naastenliefde. Want een aanval op de kanunniken zou waarschijnlijk zijn geweest, als zich daartoe een aanleiding had voorgedaan. De monniken en priesters hebben in de wereld voldoende haat tegen zichzelf opgestapeld, ook als er verder niets bij zou komen. Wij zullen er meer voor moeten zorgen dat wij de haat die wij door onze gedragingen hebben opgehoopt, doen afnemen door onze gedragingen radicaal te veranderen. Als wij bemind willen worden, laten wij ons dan beminnelijk opstellen.Ga naar voetnoot10. De wereld die nu priesters verwenst als mensen die de Heilige Schrift niet kennen en verslaafd zijn aan seks, weelde en geld, zal hen weer beginnen lief te hebben en te respecteren, wanneer ze geleerd, kuis, sober en liefderijk zijn. Maar als wij om dit noodlottige kwaad te bedwingen alleen maar onze toevlucht nemen tot alledaagse redmiddelen zoals confiscaties, excommunicaties, gevangennemingen en roedes, dan vrees ik dat de aanpak niet zo'n succesvolle afloop krijgt als velen denken, die menen dat alleen met wreedheid moet worden opgetreden. Tot nu toe hebben wij slechts kunnen zien dat met dergelijke middelen het kwaad zich alleen maar verder uitbreidt en toeneemt in kracht. Ik schrijf dit met enige vrijmoedigheid, terwijl ik intussen een pennenstrijd voer met hen wier zaak ik word geacht te verdedigen. Maar om af te sluiten, hoogwaardige heer, als u nu onze Toussain steunt, waartoe uw gezag met drie woorden in staat zal zijn, dan zult u een daad stellen die recht doet aan uw goedertierenheid die door iedereen wordt geroemd, en voorts een weldaad bewijzen aan een man die daarvoor niet alleen erkentelijkheid zal tonen, maar die u ook ooit met rente zal terugbetalen. Ten slotte zult u in mij, die sinds lang uwe doorluchtige Hoogheid uiterst toegewijd was, om deze reden een nog meer toegewijde aanhanger hebben. Ik zend u nu mijn boek over de wilsvrijheid dat ik geschreven heb tegen de leer van Luther. Ik zal, zodra ik merk dat deze studie van mij u welgevallig is, u ook nog het boek toezenden over de wijze van bidden tot God,Ga naar voetnoot11. waarin ik, eveneens tegen Luther, de aanroeping van de heiligen heb verdedigd. Moge het uw hoogwaardige Eminentie goed gaan, aan wie ik mij volledig toewijd en overgeef. Bazel, 22 maart in het jaar 1525 |
|