De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 11. Brieven 1535-1657
(2013)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd1558 Aan Willibald Pirckheimer
| |
Desiderius Erasmus van Rotterdam aan de zeer doorluchtige Willibald Pirckheimer, gegroetHoewel het woord ‘vertrouwen’ van alle kanten in onze oren galmt, Willibald, sieraad van onze tijd, roepen crediteuren toch luid dat zij debiteuren tegenwoordig geen haar beter vinden dan vroeger. Ik voor mij kan in ieder geval vaststellen dat er een minimale betrouwbaarheid bestaat ten aanzien van de wederzijdse bezorging van brieven. Ze worden allemaal bekeken, achterovergedrukt en van zegels ontdaan, net zoals het in oorlogstijd gaat. Je kent de oude grap van de tot stelen geneigde slaaf, voor wie niets gesloten, niets verzegeld bleef.Ga naar voetnoot1. Hij past volledig in deze tijd. Al zo vaak heb ik antwoorden meegegeven aan lieden die plechtig zwoeren dat zij met de grootste trouw zouden afleveren wat zij ontvangen hadden. Na hen hun toezegging te hebben laten herhalen, heb ik hun meer dan eens bij wijze van voorschot wat kleingeld toegestopt. Uit je brief maak ik op dat ik beetgenomen ben. En daarom heb ik besloten duizend exemplaren tegelijk te sturen, in de hoop dat tenminste één daarvan jou bereikt. De werkelijk prachtige ring, waarvan je wilde dat die als teken van herinnering aan jou bij mij zou achterblijven, is mij in goede orde bezorgd. Ik weet dat een edelsteen wordt aanbevolen omdat die geluk zou brengen bij een val. Maar men voegt daaraan toe dat, als de val voor een mens tot de dood kan leiden, het onheil op de edelsteen wordt afgewend, die daardoor na de | |
[pagina 62]
| |
val gebroken blijkt. Ooit ben ik in Engeland samen met mijn paard van een flink hoge dijk gevallen. Er was noch aan mij noch aan het paard ook maar enige schade te bespeuren, maar toch was de edelsteen die ik droeg intact. Die was een geschenk van Alexander,Ga naar voetnoot2. aartsbisschop van Saint Andrews, die je denk ik uit mijn geschriften bekend is. Toen ik te Siena afscheid van hem nam, trok hij hem van zijn vinger en overhandigde hem mij met de woorden ‘Aanvaard hem als een bewijs van de vriendschap tussen ons, die nooit voorbij zal gaan’. Ik ben de belofte van trouw ook na zijn overlijden nagekomen door de herinnering aan mijn vriend in mijn geschriften in ere te houden. Er is geen enkel facet van het leven waarin niet een magisch bijgeloof geslopen is. En als zich in edelstenen een bijzondere kracht bevindt, dan zou ik in deze tijd het liefst een ring willen die een doeltreffend middel bevat tegen de beten van bedriegers. Wat het vallen betreft, zal ik je raad opvolgen en er liever geloof aan hechten dan de proef op de som te nemen. Van wat minder waarde zijn evenwel de portretten - het ene kreeg ik als bronzen medaillon, het andere geschilderd - zij het dat ze mij een duidelijker voorstelling geven van Willibald zelf. Alexander de Grote wilde alleen maar door de hand van Apelles geschilderd worden. Jij beschikt over je eigen Apelles, namelijk Albrecht Dürer, een man die niet alleen de hoogste roem geniet in zijn kunst, maar ook te bewonderen is vanwege een uitzonderlijk goed verstand. Het was mooi geweest als je voor je medaillon een Lysippus had gevonden!Ga naar voetnoot3. In gegoten vorm hang je aan de rechterwand van mijn slaapkamer, in geschilderde vorm aan de linker. Of ik nu schrijf of heen en weer loop, Willibald bevindt zich in mijn gezichtsveld, zozeer dat als ik je zou willen vergeten, ik dat niet zou kunnen. Doorgaans heb ik trouwens niets zozeer in mijn herinnering als mijn vrienden. Willibald vergeten zou beslist onmogelijk zijn, zelfs als geen enkel aandenken, geen enkel portret, geen enkele brief de herinnering aan hem voor mij levend zou houden. Buitengewoon plezierig is ook dat naar aanleiding van die afbeeldingen vaak een gesprek over jou ontstaat met vrienden die mij bezoeken. En als onze wederzijdse brieven veilig zouden aankomen, wat zouden we dan nog missen van elkaar? Jij hebt Erasmus als medaillon.Ga naar voetnoot4. Ik zou er niet afkerig van zijn door Dürer, een zo groot kunstenaar, geschilderd te worden. Maar ik zie niet hoe dat zou kunnen. Ooit heeft hij in Brussel alleen een schets van mij gemaakt, maar het werk werd afgebroken toen hovelingen hun opwachting kwamen maken.Ga naar voetnoot5. | |
[pagina 63]
| |
Weliswaar ben ik al lange tijd een onaantrekkelijk model voor schilders, maar ik word er met de dag nog onaantrekkelijker op. Ik zou je nu mijn dank moeten betuigen, beste Willibald, ware het niet dat onze band in mijn ogen zo hecht is dat dit soort alledaagse plichtplegingen tussen ons geheel achterwege horen te blijven. Door mij in overeenstemming met je karakter voortdurend diensten te bewijzen, heb je er bovendien voor gezorgd dat het voor mij niets nieuws meer is wanneer een weldaad van Willibald deze kant opkomt. Je laat voldoende duidelijk blijken hoe mijn gezondheid je ter harte gaat, doordat je mij met zoveel geneesmiddelen wapent tegen mijn nierziekte. Met moeite heb ik mij gewend aan de terpentijnolie. Tegenwoordig gebruik ik die van tijd tot tijd. Van het middel van Ricius heb ik nog geen gebruik kunnen maken, omdat ik door het winterse weer niet alles kan krijgen wat hij voorschrijft. Ik had echter iets anders liggen dat daar erg op leek maar meer medisch van aard was, dat wil zeggen minder eenvoudig, ofschoon aannemelijk is wat ik van kundige artsen heb vernomen, namelijk dat vochtafdrijvende drankjes alleen mogen worden toegediend als het lichaam eerst gereinigd is, zodat ze de schadelijke overblijfselen kunnen wegspoelen; anders nemen ze onverteerd voedsel met zich mee naar de ingewanden. Ik ben zo rijkelijk voorzien van voorschriften van artsen, dat ik mij wel voor een Aesculapius mag uitgeven bij de behandeling van deze kwaal. Maar mijn ziekte, die als vanuit een hinderlaag strijd levert tegen de geneesmiddelen, neemt voortdurend nieuwe vormen aan, zodat ik zelf soms ervan overtuigd ben dat ik weer aan wat anders lijd. Voor acute aanvallen - die vaak onverdraaglijk zijn, wanneer die tiran zich met zijn wrede gevolg vanuit de lendenen door de ingewanden naar de streek van de milt verplaatst om vandaar door te breken naar de blaas, en onderweg alles te verscheuren, te pijnigen en overhoop te halen, zoals gewelddadige vorsten gewoonlijk doen, die er meer genoegen in scheppen om gevreesd dan bemind te worden - had ik een geneesmiddel dat zijn uitwerking nooit miste, behalve tijdens de laatste aanval, die mij tegen 1 februari, zonder dat ik iets van dien aard voorvoelde, zo hevig trof dat ik hoopte op het einde van mijn lijden en het begin van een rustiger leven. Niet dat dit leven mij zou tegenstaan, als God wil dat mijn ziel nog enige tijd in de schans van mijn nietige lichaam verwijlt, maar net als Paulus zou ik bevrijd willen worden en met Christus willen zijn.Ga naar voetnoot6. Voordat je verneemt om welk geneesmiddel het gaat, noem ik je eerst de maker ervan. Dat was Thomas Linacre, hofarts van de koning van Engeland, een man die, door en door geschoold als hij was in iedere tak van wetenschap, een bijna bijgelovige nauwgezetheid aan de dag legde. | |
[pagina 64]
| |
Maar over de maker aanstonds meer. Verneem nu het geneesmiddel. De niersteen, die ik opgelopen had door bier te drinken, was gedurende zes weken ergens in mijn binnenste blijven steken. De pijn was weliswaar niet beklemmend, maar een bezorgd en bedrukt gevoel waarschuwde dat groot gevaar op komst was. Zelf was ik namelijk in twijfel over de aard van de kwaal. Ik ben van nature terughoudend bij het vragen van hulp, terwijl Linacre er de man niet naar was om zich over iemands gezondheid te buigen tenzij hij daartoe werd uitgenodigd. Een vriend adviseerde de aandacht van de man te trekken met enige bezwerende woorden. Dat heb ik gedaan. Niemand is nauwgezetter dan hij. Hij haalde er een apotheker bij. In mijn slaapvertrek werd het middel gekookt en in aanwezigheid van de arts zelf toegediend. Nadat dit tweemaal was gebeurd, scheidde ik, nog maar net wakker geworden, een niersteen uit zo groot als een amandel. De Duitsers maken gebruik van baden in plaats van dit geneesmiddel, dat echter even effectief is en veel gemakkelijker toepasbaar. Ik wikkel kamille en peterselie in een linnen doek en kook die in een schone pot, ongeveer half gevuld met schoon water. Zodra de linnen doek kokend heet is, haal ik hem uit de pot, en nadat ik zo snel mogelijk het vocht eruit gewrongen heb, breng ik hem aan op mijn zij. Als de hitte ondraaglijk is, wikkel ik het zakje waarin de kruiden zitten in een droge linnen doek, op zo'n manier dat ik die aan beide zijden kan vasthouden aan de uiteinden. En als mijn zij in het begin de aanraking vanwege de hitte niet aankan, houd ik de doek boven de plek, zodat de damp op mijn lichaam inwerkt totdat de hitte draaglijk wordt. Kort daarna leg ik mij te slapen, waarna ik, als de pijn weer opspeelt, de opnieuw verhitte linnen doek aanbreng. Ik heb dat nooit twee keer hoeven doen zonder dat de niersteen neerdaalde naar de plekken dichtbij de blaas, waar de pijn milder is. Toch heeft dit hulpmiddel mij bij mijn laatste poging in de steek gelaten. Ik betreur het dat een kwaal als deze ook jou getroffen heeft. Artsen beweren dat jicht en niersteen zusters zijn. Het was al meer dan genoeg om een treurige verwantschap met jou te hebben doordat wij met twee zusters getrouwd zijn, maar ik ben er verontwaardigd over dat mijn echtgenote nu en dan naar jou overloopt zonder mij te verlaten! Niettemin schuilt er waarheid in het gezegde dat mensen soms door gemeenschappelijke kwalen met elkaar verbonden worden.Ga naar voetnoot7. Maar, Willibald, ik zou niet willen dat je op deze manier met mij wordt verbonden, aangezien jouw kwaliteiten op ander gebied zo talrijk zijn dat die je niet alleen bij mij maar bij alle rechtschapen mensen zeer geliefd kunnen maken. Plinius vermeldt onder de wonderen van de natuur bepaalde meren, stromen en bronnen, waarin alles wat je erin gooit | |
[pagina 65]
| |
tot steen wordt.Ga naar voetnoot8. Ik denk dat zich in mijn nietige lichaam een vergelijkbare ader bevindt, waarin ook de meest vloeibare zaken hard worden. Ook kan het een wonderlijke indruk maken dat, terwijl vrouwen met het klimmen der jaren onvruchtbaar worden, de ouderdom mij vruchtbaarder maakt. Want ik baar steeds vaker, maar met toenemend gevaar, precies zoals de geboorten bij adders verlopen.Ga naar voetnoot9. Als men een vergelijking mag maken tussen beide zeer ernstige kwalen, dan kent de jicht, als ik mij niet vergis, minder onbarmhartige folteringen, al keren die niet minder vaak terug. Bovendien wordt de jicht gewoonlijk door anekdotes lichter gemaakt en heeft zij altijd grappen en gelach als begeleiders. Verder is ze nauwelijks dodelijk voor iemand. Niersteen is geen ziekte, maar de dood zelf, iedere keer dat die op komt zetten, of nog erger dan de dood, als dat mogelijk is. En niersteen komt niet alleen, maar als een tiran, omstuwd door een groot en wreed gevolg. Behalve dodelijke folteringen brengt hij braakneigingen met zich mee, waardoor al gauw de maag van streek raakt en hevige hoofdpijn ontstaat, zodat althans voor mij de honger altijd meer gevaar oplevert dan de niersteen. Vaak heeft het ook pleuritis en andere snijdende pijnen in ingewanden en onderbuik tot gevolg, zodat je door de ene kwaal te bestrijden de andere aanwakkert. Terwijl dus de jicht voor het sociale verkeer niet afstotend is, houdt de niersteen, net als geestesziekte, iedereen op afstand. Toch heeft niersteen dit voordeel met jicht gemeen, dat niemand besmetting te duchten heeft, zodat, al mag het weinig aangenaam zijn om met een patiënt te verkeren, het wel volkomen veilig is. Toch is er aan deze ernstige kwaal wel iets waardoor ze nu juist lof verdient. Als wij Plato mogen geloven is filosofie niets anders dan een nadenken over de dood.Ga naar voetnoot10. Als de filosofie een verheven aangelegenheid is, en dat is ze stellig, dan zal niersteen, die waarachtig een oefening voor de dood is, een gelijke roem oogsten. Want zoals wij volgens de wetten van de redenaars door niets beter leren spreken dan door te spreken, zo leert niemand sneller te sterven dan door herhaaldelijk te sterven. Bovendien onderwijzen de filosofen unaniem dat een belangrijk deel van het menselijk geluk gelegen is in het vrij zijn van vrees voor de dood. Zij hebben op verschillende manieren geprobeerd om die weg te nemen, waarbij de een zegt dat men nodeloos iets vreest waaraan toch niet te ontkomen is; een ander dat niets te vrezen is behalve verderfelijk gedrag, maar dat de dood, die bij de natuur hoort, noch slecht is, noch gevreesd behoeft te worden. Weer een ander zegt dat de dood | |
[pagina 66]
| |
het einde is van de talloze kwalen waaraan het leven van de stervelingen is blootgesteld, omdat er na de crematie niets van een mens over is. Weer een ander zegt dat de dood door goede mensen zelfs gewenst moet worden, omdat ze een overgang is naar een gelukkiger leven. Aldus leert de niersteenziekte kortweg een o zo gewichtige les, dat je niet alleen niet bang bent voor de dood maar je die zelfs tot je wensen rekent. Dan is de niersteen een wrede leermeester, zul je zeggen. Dat geef ik toe, maar ze leert wel een bijzonder krachtige les. Hoeveel moeten zwaardvechters niet incasseren om niet meer bang te zijn voor het staal! Wat voor pijn heb je niet te verduren voordat je tot een onverschrokken vuistvechter bent uitgegroeid! Maar met de dood op de vuist te gaan is het stoerst van alles. Maar terwijl wij ons, beste Willibald, over zo grote kwalen schertsend uitlaten, is onze lach sardonisch. Ik hoop dat de jicht ooit van jou zal scheiden, want je buitengewone kwaliteiten hebben je recht gegeven op een langdurige en voorspoedige gezondheid, jij die evenzeer voor de wetenschap als voor de staat van zo groot nut bent. Laat haar verhuizen naar anderen die deze kwaal verdienen! Naar wie dan, zul je zeggen? Mijn keuze zou stellig vallen op de Cariërs die, met achterlating van vrouw en kinderen en met onderbreking van de werkzaamheden die ze hun beschermheer verschuldigd zijn, overal heen snellen waar ook maar een vleugje oorlogslucht hangt, om tegen een karig loon te doden of gedood te worden.Ga naar voetnoot11. Lijken die het niet te verdienen om door de boeien van de jicht aan huis gekluisterd te worden? Maar niersteenlijden is een te ellendige kwaal dan dat ik die zelfs aan moordenaars zou willen toewensen. Dit lichaam van mij, hoe broos ook, zou nog wel enige jaren bestand kunnen zijn tegen zware wetenschappelijke arbeid als het niet bij herhaling aan het wankelen gebracht zou worden door zo'n enorme stormram. Want de geest die zich eenmaal geheel heeft overgegeven aan de goddelijke wil, is in staat om zelfs duizendmaal de aanval van de dood te doorstaan. Tot nu toe hebben wij woorden gewijd aan treurige zaken, nu op naar wat vrolijkers. Ik zend je zes dialogen van Johannes Chrysostomus, waarin hij met verbazingwekkende woordkunst uiteenzet hoe groot de waardigheid van de bisschoppen is, maar hoe zwaar het daarentegen is om het ambt van bisschop daadwerkelijk uit te oefenen. Je zult zeggen, wat heeft dat met mij van doen? Welnu. Enkele taalgeleerden hebben mij gevraagd om voor studenten een keuze uit Chrysostomus te maken, in zijn eigen taal. In zijn geschriften, hoe goed of slecht ook vertaald, nemen zij een bewonderenswaardige welsprekendheid waar, en zij vragen zich af hoeveel meer voordeel en | |
[pagina 67]
| |
genoegen daaraan te ontlenen zouden zijn, als men zou kunnen putten uit de rijke stroom die uit zijn waarachtig gouden mondGa naar voetnoot12. voortkomt als uit een overvloedige bron. Want de studie van de Griekse literatuur heeft reeds overal zo'n vooruitgang geboekt, dat hulp van vertalers niet meer voor zo velen noodzakelijk is, ook al zouden wij beschikken over Chrysostomus in een geslaagde vertaling. Nu hebben wij die niet compleet, en wat wij hebben, hebben wij in bedorven vorm vanwege de vele fouten veroorzaakt door de onzorgvuldigheid van de kopiisten. Daarbij is de vertaling niet zo geslaagd als de soepele geleerdheid en de ingetogen charme van de schrijver verdienen. Zie hier een voorbeeld daarvan. Van de commentarenGa naar voetnoot13. op Mattheus die hij ons heeft nagelaten, is dit het begin: Ἔδει με`ν ἡμα̑ς μηδε` δει̑σθαι τη̑ς ἀπὸ τω̑ν γραμμάτων βοηθείας, ἀλλ᾽οὕτω βίον παρε´χεσθαι καθαρόν, ὡς του̑ Πνεύματος τὴν χάριν ἀντὶ βιβλίων γενε´σθαι ται̑ς ἡμετε´ραις ψυχαι̑ς, καὶ καθάπερ ταυ̑τα διὰ με´λανος, οὕτω τὰς καρδίας τὰς ἡμετε´ρας διὰ Πνεύματος ε᾽γγεγράϕθαι. Ἐπειδὴ δε` ταύτην διεκρουσάμεθα τὴν χάριν, ϕε´ρε κἂν τὸν δεύτερον ἀσπασώμεθα πλου̑ν, ε῎πει ὅτι τὸ πρότερον ἂμεινον <ἠ̑ν>, και δι᾽ ὡ̑ν ε᾽ποίησεν, ε᾽δήλωσεν ὁ θεός. Van deze woorden is dit de betekenis: Eigenlijk zouden we de hulp van geschreven teksten niet nodig moeten hebben, maar zo'n zuiver leven moeten leiden dat de genade van de Geest de plaats van boeken in ons binnenste zou innemen. Zoals de voorschriften van God in boeken met inkt geschreven zijn, zouden ze in onze harten door de Geest gegrift moeten zijn. Maar nu wij deze genade afgewezen hebben, moeten we maar de op een na beste koers volgen. Want God heeft in woord en geschrift verklaard dat de vroegere koers de beste was. Luister nu naar de vertaling van Anianus:Ga naar voetnoot14. | |
[pagina 68]
| |
Het had eigenlijk zo moeten zijn dat wij het helemaal zonder hulp van boeken konden stellen en in alle opzichten zo'n zuiver leven zouden leiden dat wij in plaats van boeken gebruik zouden maken van de genade van de Heilige Geest. Dan zouden onze harten beschreven worden door de Geest, zoals bladzijden dat worden met inkt. Omdat we echter deze genade verontschuldigen, moeten we maar het een na rijkste bezit wensen. Dat trouwens het eerste bezit ongetwijfeld van hogere orde is, maakt God duidelijk in woord en daad. Ik zal hier geen details uitdiepen, zoals dat hij op eigen gezag omwille van de zinsbalans ‘in alle opzichten’ toevoegt; dat hij zegt dat wij gebruik maken van de genade van de Heilige Geest, waar hij ook ‘Heilige’ op eigen gezag toevoegt; dat hij zegt dat ‘bladzijden’ beschreven worden; dat hij πρότερον [eerdere, vroegere] vertaalt met ‘eerste’, en ἄμεινον [beter] met ‘van hogere orde’; dat hij op eigen gezag ‘ongetwijfeld’ toevoegt. Want het is mij er niet om te doen de vertaler te kapittelen, jegens wie ik, wat mij althans betreft, de grootste dankbaarheid koester, die ik ook verschuldigd ben, maar om aan studenten duidelijk te maken hoeveel van Chrysostomus verloren gaat, als men hem in het Latijn hoort spreken. Opmerkelijker is echter dat hij δεύτερον πλου̑ν [op een na beste koers] vertaalt met ‘op een na rijkste bezit’. Hij heeft, denk ik, misleid door zijn onbekendheid met het aloude spreekwoord,Ga naar voetnoot15. gemeend dat de betekenis onzinnig was en verondersteld dat πλου̑ν [koers] een verminkte lezing was voor πλου̑τον [rijkdom]. Maar de Grieken gebruiken de uitdrukking ‘voor de wind’ voor de beste en meest wenselijke vaarrichting, wanneer het schip door gunstige stroom en wind wordt voortgedreven. Wanneer men evenwel op een zijwaartse zeilrichting of de riemen is aangewezen, noemden zij dat δεύτερον πλου̑ν [op een na beste koers]. Getuige is Eustathius in zijn commentaar op het tweede boek van de Odyssee, waar hij Pausanias als zegsman citeert.Ga naar voetnoot16. Ook Cicero maakt een duidelijke toespeling op het spreekwoord in zijn Redenaar, tot Brutus: ‘En als het iemand,’ zo zegt hij, ‘toevallig zal ontbreken aan eigen aangeboren talent of het vermogen van een uitzonderlijk verstand, of minder zal zijn ingevoerd in de studies van de grote kunsten, laat hij dan niettemin die koers aanhouden die binnen zijn vermogen ligt. Want wanneer men mikt op de eerste plaats, is het nog altijd eervol wanneer men op de tweede of derde blijft steken.’Ga naar voetnoot17. Dat de Latijnse handschriften excusemus [wij verontschuldigen] hebben in | |
[pagina 69]
| |
plaats van excussimus [wij hebben afgeschud] en expectamus [wij wensen] in plaats van expetamus [wij streven naar], kan de vertaler zonder twijfel niet worden aangerekend, maar men kan hem onmogelijk verontschuldigen voor de verandering van ‘koers’ in ‘rijkdom’. Is dit niet precies, zoals het spreekwoord zegt,Ga naar voetnoot18. vastlopen in de haven? Hier kan iemand tegenwerpen: ‘Anianus is niet de enige die vastgelopen is. Loopt ook u niet regelmatig vast?’ Dat geef ik toe; Ermolao Barbaro is niet minder opvallend vastgelopen, en dat al meteen aan het begin, toen hij Themistius' commentaar op Aristoteles' boeken over de ziel vertaalde.Ga naar voetnoot19. Verre van hem het excuus van een menselijke fout te ontzeggen, waartoe ik zelf zo vaak mijn toevlucht moet zoeken, erken ik openlijk dat ik ook aan dergelijke vertalers de grootste dank verschuldigd ben. Maar aan beginners in een zuiverder wetenschap zou men een voorproef moeten geven waardoor zij nog meer begeren te putten uit de bronnen zelf, als dat kan, dan uit de moerassen van de vertalers. Want als er meteen al in het begin van een werk zo veel fouten staan, wat zal dan iemand tegenkomen die de rest vergelijkt? Ik zou namelijk talloze soortgelijke dingen kunnen opsommen, ware het niet dat ik liever een dienst wil bewijzen aan de bevordering van de geleerdheid dan diegenen te bespotten die naar vermogen hun best hebben gedaan voor hetzelfde doel. Ik heb deze taak met des te meer genoegen op mij genomen, omdat Chrysostomus niet alleen een zeer nuttige leermeester is voor de christelijke welbespraaktheid, aangezien hij bij uitstek geleerde vroomheid met voor het volk begrijpelijke taal combineert, maar ook omdat hij bijzonder geschikt lijkt voor hen die zich willen bekwamen in de Griekse welsprekendheid. Hij heeft toegankelijkheid, helderheid, charme en rijk taalgebruik gemeen met Lucianus. Maar bij de laatste zijn er veel passages die de geest net zo polijsten als ze de ziel bederven, terwijl Chrysostomus onderwijl niet minder bijdraagt aan de vroomheid van de ziel dan aan de verfijning van het taalgebruik. Vaak, bijna te vaak, hanteert hij gemeenplaatsen, zij het dat hij hierin met succes over de schreef gaat, als hij al over de schreef gaat. Dit werk is mij overigens uit vele het best bevallen, omdat de uitgave voor de jeugd is bedoeld en het werk, geschreven als het ware door een jongeling, op de taalbeheersing van de school is toegesneden. Niettemin, niemand zal uit iets anders beter leren hoeveel gevaar degenen lopen die dingen naar het priesterschap of de bisschoppelijke waardigheid en die niet overwegen wat een riskante last zij op | |
[pagina 70]
| |
hun schouders nemen. Het zal hierna, naar ik hoop, zorgvuldiger en met meer aandacht gelezen worden, nu het losgemaakt is uit de reeks kloeke banden waartussen het zich tot nu toe min of meer schuilhield. Hopelijk zal het bovendien gebeuren dat dit voorproefje studenten opwekt met klem naar de overige werken van Chrysostomus te vragen en dat het invloedrijke personen zal inspireren gehoor te geven aan de wijdverbreide en zeer gerechtvaardigde wensen van studenten, door deze nuttige bron met hun welwillende steun beschikbaar te maken. Deze eerste proeve wordt alvast geschonken door Johann Froben en mij, hij door de kosten op zich te nemen, ik door mijn werk van kopiëren en collationeren. Hoeveel geld verspillen machthebbers niet aan waardeloze onbenulligheden! Hoeveel kapitaal gaat er net zo bij bisschoppen verloren! Als zij een deel van hun verkwisting zouden aanwenden voor deze nuttige doelen, dan zouden zij een blijvende roem oogsten bij de mensen en zich zeer bemind maken bij God. Verneem nu waarom ik wilde dat deze eerste proeve aan jou opgedragen is. Natuurlijk met de bedoeling dat jij dit project door je inspanning of door je invloed verder helpt. Je zult namelijk helpen door de werken van Chrysostomus waarvan we een minder gelukkige vertaling hebben, opnieuw te vertalen en daarmee te bewerkstelligen dat hij die in het Grieks ontegenzeggelijk een Guldenmond is, ook bij de Latijnse lezers deze naam waardig zal blijken, want op tal van plaatsen stottert hij nu nog of zondigt hij tegen de grammatica. Of als dat te veel gevraagd is, kun je door collatie van de Griekse edities de fouten herstellen die door kopiisten zijn ingebracht of door de slordigheid van vertalers zijn gemaakt. Ten slotte kun je er bij invloedrijke personen op aandringen dat door hun gunst en ondersteuning deze zeer heilzame studies meer en meer tot bloei komen, die nu, ik weet niet door wat voor rampzalig noodweer, samen met de overige zeer respectabele takken van wetenschap behoorlijk aan het wankelen lijken te raken. Ik weet hoeveel jij vermag bij de aanzienlijkste vorsten van Duitsland door jouw gezag en jouw innemendheid. Wat is er eigenlijk dat je met die welbespraaktheid van jou niet kunt bereiken? En die zou je in deze tijden des te sterker moeten aanwenden, nu wij zien dat beide partijen, hoewel die elkaar op andere terreinen met de geestdrift van zwaardvechters bestrijden, niettemin op verrassende wijze samenspannen om de meer beschaafde en verfijnde letteren te vernietigen. De ene partij schreeuwt op uiterst onbeschaamde wijze uit dat uit de schone letteren sekten voortkomen, de andere heeft veel aanhangers die alles verfoeien wat tot nu toe in het menselijk bestaan een vaste plaats heeft gekregen. Om dan ook niets onveranderd te laten, doen zij hun best om alle humane wetenschappen uit de weg te ruimen, zonder welke het menselijk leven gebrekkig en armzalig is. | |
[pagina 71]
| |
Het is dus billijk dat jij en mensen zoals jij, die hun leven gestreden hebben in het kamp van de Muzen, deze taak op jullie nemen om de schone letteren te verdedigen tegen de verfoeilijke bestormingen van boosaardige lieden. Het Drietalencollege te Leuven bloeit boven verwachting, zozeer dat het zich inmiddels de afgunst van een stel sofisten op de hals heeft gehaald. Een man in DoornikGa naar voetnoot20. ontwikkelt eenzelfde initiatief. Frans, de allerchristelijkste koning van Frankrijk, is ook in dit voetspoor getreden en voornamelijk om deze reden heeft hij mij zo vaak uitgenodigd naar Frankrijk te komen. Hij is niet van gedachten veranderd, maar je ziet hoe tumultueus de situatie is.Ga naar voetnoot21. En daarom bidden diegenen die het goed menen met de beste studies, met recht om een rustiger lot voor die vorst, zodat hij, wat sinds lang zijn wens is, aan de beste studies zijn steun kan geven, die nu nergens meer gevaar lopen dan bij de Fransen. Daarom verzoek ik je des te dringender, zeer illustere vriend, jouw aandeel in deze onderneming bij de Duitsers op je te nemen. Ik zal mijnerzijds, als ik tenminste iets kan doen, nergens mijn plicht verzaken. Ik heb met genoegen gelezen wat je even scherp als verstandig schrijft over de onrust zaaiende acties van sommigen die door hun domheid de evangelische zaak, waaraan zij menen in hoge mate een dienst te bewijzen, te gronde richten. Over dezelfde aangelegenheid heb ik op mijn beurt veel te melden. Maar dat zal op een ander moment gebeuren, wanneer daarvoor meer tijd zal zijn. Het ga je zeer goed. Bazel, 14 maart in het jaar 1525 |
|