De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 11. Brieven 1535-1657
(2013)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd1557 Van Caspar Ursinus Velius
| |
[pagina 60]
| |
dat wat een smerige tredmolen is ‘een elegante werkomgeving’ noemen. Nu ben ik echter niet begiftigd met een zo grote geleerdheid en een zo scherpzinnige geest dat ik de teloorgaande letteren te hulp kan komen, vooral tegen de zeer gewelddadige evangelischen, die de hemelse geest zo totaal voor zichzelf opeisen dat wij voor levenloos worden gehouden. Naar het oordeel van vrienden en ook naar mijn eigen oordeel, heb ik tot nu toe onvoldoende gebruik gemaakt van de blijken van welwillendheid van bepaalde invloedrijke mensen die beter gezelschap zijn voor groenten dan voor beren.Ga naar voetnoot3. En ik werd onaangenaam getroffen, om wat openhartiger en meer naar mijn eigen aard te spreken, door het wapengekletter van heerser Hephaistos.Ga naar voetnoot4. Daarom heb ik besloten om van hier weg te gaan. Bij de Hongaren wordt mij een uitstekend aanbod gedaan en ik hoor dat de Sileziërs alweer bij zinnen komen. Op beide plaatsen zal ik gerieflijk en aangenaam leven.Ga naar voetnoot5. Mijn vriend de hoogwaardige bisschop van OlomoucGa naar voetnoot6. meent dat ik hem voor de gek houd, omdat ik meermalen gezegd en geschreven heb dat u mij beloofd had dat een belangwekkend, door Erasmus aan hem opgedragen boek zou verschijnen.Ga naar voetnoot7. U doet dit echter allerminst, terwijl ik er stellig van overtuigd was dat u het tijdig en zorgvuldig zou volbrengen. Het waardevolle geschenk dat aan Beatus gestuurd moest wordenGa naar voetnoot8. is mij door de slordigheid van de kooplieden laat ter hand gesteld. Ik zal het opsturen zodra ik een eerlijk en betrouwbaar persoon gevonden heb aan wie het veilig toevertrouwd kan worden. Het is verpakt in een vrij grote houten doos. Gezien de vorm van de doos vermoed ik dat het een sierlijke beker is. Ik zou graag willen dat dit aan Beatus per brief wordt meegedeeld, zodat hij niet denkt dat hij door mijn nalatigheid het geschenk niet samen met de brief ontvangen heeft. Pas laat heb ik ontdekt dat het hier was, nog veel later heb ik begrepen dat het door mijn mecenas voor Beatus bestemd was. U zult erom lachen dat ik, niet welbespraakt, openbare colleges verzorg over de Redenaar van Cicero, voor een niet al te klein gehoor. Ook geef ik | |
[pagina 61]
| |
privéles over de Ilias van Homerus - een Grieks gedicht, behandeld door een barbaar. Het ga u goed. Wenen, 12 maart 1525 Uw Caspar Ursinus Velius |
|