De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 11. Brieven 1535-1657
(2013)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd1555 Aan Jacopo Sadoleto
| |
[pagina 55]
| |
de vorsten pijnigen mijn gemoed bovenmate, waardoor ik geen vruchtbare contacten met de paus, de keizer en de Franse koning kan onderhouden. Na zulke hevige stormen zal Christus, naar ik hoop, enige opklaring verschaffen. Mijn instelling die wars is van eerbewijzen en die met weinig tevreden is, verschaft mij rijkelijk de rust waarmee u mij gelukwenst. Uw aard laat het gebruik van het woord ‘aftakelen’ niet toe. Hoe de herinnering aan mij zal zijn bij het nageslacht, als er überhaupt enige herinnering zal zijn, laat ik over aan de hogere machten. Dit nietige lichaam zal zeker bezwijken, maar zou mijn geest toch nog een aantal jaren kunnen dienen als het niet zo dikwijls bestookt werd door mijn nierstenen, die zo boosaardig en wreed zijn dat ze de dood - het ergste dat er bestaat - gewenst maakt. Als het al hard is eenmaal te sterven, hoeveel harder is het dan zo vaak te sterven en weer op te knappen voor nieuwe folteringen? Voor mijn verweer daartegen is een hechte en allerminst halfzachte levensbeschouwing nodig. In alles moet men de Heer danken, die de menselijke ellende zo matigt dat ze te verdragen is en voor hen die haar verdragen ten goede wordt gekeerd. Het is billijk dat ik u ook zelf bedank voor de ondersteuning van Botzheim.Ga naar voetnoot3. Want ik had de indruk ook zelf op enigerlei wijze in die kwestie verwikkeld te raken, niet alleen omdat hij een vriend is, maar ook omdat ik aan hem de catalogus van al mijn werken had opgedragen.Ga naar voetnoot4. Ik zou dat volstrekt niet gedaan hebben, als mij ook maar het geringste vermoeden zou hebben bereikt van de verdenking dat hij tot de partij zou behoren die de paus veroordeelt. Twee jaar geleden heb ik een volle maand van zijn gastvrijheid gebruikgemaakt.Ga naar voetnoot5. Al die tijd hebben wij doorgebracht met zeer openhartige gesprekken. Sindsdien heeft hij mij vaak in Bazel opgezocht. Hij is oprecht van aard, wars van ieder bedrog, en verder heeft hij nooit ook maar enig geheim voor mij verborgen gehouden. Zelfs niet een enkel woord ontsnapte hem waaruit was op te maken wat sommige van die lieden hem nu voor de voeten werpen. Hij is een man die overduidelijk voor de Muzen en de Gratiën is geboren. En ik geloof niet dat hij ooit over enige leerstelling van Luther heeft nagedacht en nooit was er over hem een gerucht van dien aard, ofschoon misschien sommigen enig vermoeden hebben gehad, maar hun ontbreekt het aan een billijk oordeel. Hij heeft een aloude vriendschap met een aantal naar mijn mening voortreffelijke mannen, zij het dat zij de leer van Luther enigszins zijn toegedaan. Met hen onderhoudt hij de oude vriendschapsband zodanig, dat hij zich toch niet mengt in hun samenspannend gedrag. Soms heeft hij aanhangers van Luther ontvangen, maar vaker | |
[pagina 56]
| |
nog heeft dezelfde man de bitterste tegenstanders van Luther verwelkomd. Zoals de zaken in Duitsland er nu voorstaan, is het onvermijdelijk dat men af en toe contact heeft met dat soort mensen. Ik persoonlijk heb door vergelijkbare beleefdheid niet weinigen van die veroordeelde partij weten terug te halen. Mij worden nu overal vandaan brieven bezorgd, waarin men verklaart dat men overtuigd geraakt is door mijn boek over de wilsvrijheid en zich daardoor van de leer van Luther heeft afgewend. Botzheim ervaart, om het u vrijuit te zeggen, zijn bisschopGa naar voetnoot6. noch zijn kapittel als erg welwillend. De bisschop is hem nogal vijandig gezind om een reden waarom Botzheim hem veeleer des te dierbaarder zou moeten zijn.Ga naar voetnoot7. Of het moest zijn dat de natuur het zo geregeld heeft, dat soms bij goede en grote mannen de gevoelens het winnen van het verstandig oordeel. En over het algemeen zijn in de Duitse kapittels diegenen geliefder die fervente jagers zijn, zich aan feestmalen te buiten gaan en zich inspannen om geld te vergaren, dan diegenen die zich gewijd hebben aan de schone letteren. Ik zou u kunnen vertellen door wier toedoen die verzinsels in het leven zijn geroepen. Maar dat zou te ver voeren, en het zou van geen enkel belang zijn iemand aan te vallen, nu de rechtvaardigheid van de paus en uw ijver het gevaar van een valse aanklacht voor mijn vriend hebben afgewend. Als voor mij zou vaststaan dat iemand zou behoren tot een verwerpelijke groepering, dan zou ik hem zelfs niet met één woord steunen. Deze instelling zal ik altijd aan de dag leggen, zoals ik ook voorheen heb gedaan. Maar als men de situatie van dit moment in ogenschouw neemt, vooral bij de Duitsers, dan doet men er verstandiger aan zich in te spannen om degenen die door een onbeduidend voorval enigszins wankelden weer voor zich te winnen, dan degenen van zich te vervreemden die in die mate door enige besmetting zijn aangedaan, dat zij gemakkelijk te genezen zijn. Ja ik ben zelfs van mening dat wij ons ervoor moeten hoeden, dat, gegeven de slechtheid van de mensen, onder het mom van de godsdienst en van de verdediging van het geloof, onschuldigen worden mishandeld of dat zij die tegen deze of gene kwaad in de zin hebben of uit zijn op andermans vermogen, het welkome voorwendsel van het algemeen belang misbruiken voor hun eigen goddeloze hebzucht. Bonifacius is uit Avignon bij ons teruggekeerd, stralend met de titel van doctor.Ga naar voetnoot8. Het stadsbestuur hier heeft hem een publieke leerstoel in de rechtswetenschap toegewezen, en hij heeft die aanvaard. Hij zal u, verwacht ik, per brief bedanken. | |
[pagina 57]
| |
Alvorens de brief te verzegelen, zal ik nog iets vermakelijks toevoegen. Vrienden van mij plegen te zeggen dat de naam Jacobus mij weinig geluk brengt, omdat drie Jacobussen in hun gepubliceerde boeken tegen mij te keer zijn gegaan. Om te beginnen Jacques Lefèvre d'Etaples, met wie, omdat hij zijn dwaling inziet, mijn vriendschap nooit verbroken is. Hij is de strijd in elk geval niet opnieuw aangegaan. Na hem kwam Jacobus Latomus. En na deze kwam weer Diego Zúñiga, een man geboren voor dit soort chicanes. Maar ik beschouw mijn geluk met die ene Jacopo Sadoleto groter dan mijn ongeluk zou lijken, zelfs als tien van dat soort Jacobussen hun geschriften tegen mij zouden richten. Moge het u goed gaan, hoogwaardige heer. Gegeven te Bazel op 25 februari 1525 Ik, Erasmus van Rotterdam, uw zeer toegenegen dienaar, heb eigenhandig ondertekend Aan de hoogwaardige vader en heer in Christus, Jacopo Sadoleto, bisschop van Carpentras en secretaris van onze Heilige Vader |
|