De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 10. Brieven 1356-1534
(2012)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd1532 Aan John Francis
| |
[pagina 389]
| |
had.Ga naar voetnoot2. Als mijn verstand me niet bedriegt kan eenzelfde methode Engeland verlossen. Ten eerste, de mensen letten er helemaal niet op in welke windrichting hun vensters en deuren kijken. Ten tweede, de kamers zijn bijna altijd zo gebouwd dat het er helemaal niet kan tochten, wat Galenus juist sterk aanbeveelt.Ga naar voetnoot3. Verder hebben die kamers muren die grotendeels doorzichtig zijn door glazen panelen die wel licht doorlaten maar geen vlagen wind; toch laten ze door kleine spleetjes wel die zogeheten gefilterde lucht binnen, die veel ongezonder is en daar lang blijft hangen. Verder zijn de vloeren meestal van aangestampte klei met daarop moerasbiezen, die nu en dan vernieuwd worden maar zo dat er een laagje blijft liggen, soms wel twintig jaar, waarin van alles opgenomen wordt: spuug, braaksel, urine van honden en mensen, gemorst bier, visgraatjes en andere viezigheid die ik hier niet zal benoemen. Bij weersverandering wasemt deze laag een damp uit die volgens mij heel ongezond is voor het mensenlichaam. Voeg daaraan toe dat Engeland niet alleen aan alle zijden omgeven is door de zee maar ook nog in veel gebieden moerassig is en doorsneden wordt door brakke rivieren; om maar even niet te spreken van de zoute vis waar de gewone mensen uitermate dol op zijn. Ik zou erop vertrouwen dat het eiland veel gezonder wordt als men zou ophouden die biezen te gebruiken; als de kamers zo gebouwd werden dat ze aan twee of drie zijden open waren voor de buitenlucht; als alle ramen zo gemaakt werden dat ze helemaal geopend en helemaal gesloten kunnen worden, en zo gesloten dat er niet door spleetjes nog schadelijke tochtvlagen kunnen optreden. Want zoals het soms heilzaam is wat frisse lucht binnen te laten, zo is het soms ook goed voor de gezondheid om de buitenlucht buiten te laten. De mensen lachen als iemand moppert over een mistige dag. Dertig jaar geleden al kreeg ik, als ik een vertrek binnenkwam waar al een paar maanden niemand was geweest, ter plekke een koortsaanval. Wat ook zal helpen: als men de mensen zou kunnen overhalen minder te eten en zich te matigen in het gebruik van zoute vis; verder als aan de plaatselijke autoriteiten de verantwoordelijkheid voor de publieke ruimte opgedragen zou worden, om de straten te vegen en te ontdoen van mest en urine, en als de omgeving van de stad ook onder die verantwoordelijkheid zou vallen. Ik weet dat u zult lachen om mijn overvloed aan vrije tijd, als ik me over deze dingen opwind. Ik heb gewoon een zwak voor het land dat me zo lang gastvrijheid heeft geboden en waarin ik graag het stukje van mijn leven dat ik nog over heb, zou voltooien, indien ik dat mag. Ongetwijfeld weet u al | |
[pagina 390]
| |
deze dingen veel beter, gezien uw wijsheid; toch vond ik het leuk werk om u zo aan te sporen om, als u het met mijn oordeel eens bent, de heren autoriteiten over te halen tot die maatregelen. Want zulke dingen hoorden vroeger gewoonlijk bij de taak van koningen. Ik had heel graag iets geschreven aan de eerwaarde heer kardinaal, maar ik had geen tijd, ik wist niets speciaals te vertellen en ik weet welke werkzaamheden zijn aandacht opeisen. Het ga u goed, vriendelijke heer; aan u heb ik heel veel te danken. |
|