De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 10. Brieven 1356-1534
(2012)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd1531 Aan Juan Luis Vives
| |
[pagina 387]
| |
zullen zijn als ze de strijd winnen. Hier loopt de situatie gewoon uit op revolutie, en enkele leidende figuren pogen mij willens nillens hierin te betrekken terwijl ik alleen maar kan bereiken dat ik beide partijen uitdaag mij aan te vallen. Het is aangenaam geprezen te worden door deze grote koning of door die bekende koningin; maar wat levert het op voor ons dagelijks brood? Ik kan wel mooi praten maar hier de schoorsteen laten roken kost veel geld. Mountjoy heeft helemaal niets van zich laten horen, noch via een kennis noch per brief; ik vermoed dat het plotselinge vertrek van LievenGa naar voetnoot3. hier een rol heeft gespeeld. Ik begrijp niet goed wie je bedoelt met ‘mijn nieuwe tegenstander’ tenzij je het over Otto Brunfels hebt, die door Luther zelf nog erger vervloekt wordt dan door mij. Toch is PhallicusGa naar voetnoot4. nog krankzinniger dan Otto. De brutaliteit van de beide heren hebben de autoriteiten door te dreigen met zware straffen binnen de perken weten te houden,Ga naar voetnoot5. want anders zouden ze ongeremd hun razernij op mij uitleven. In mijn aantekeningen bij Hieronymus heb ik echt heel veel, zo niet alles, verbeterd. In die periode waren er wel velen die me stimuleerden, maar niemand die me hielp. Ik begrijp ook niets van de aard van de Duitsers! Mijn vergissing met betrekking tot Laberius heb ik niet zo lang geleden ook zelf ontdekt bij het controleren van zijn leeftijd: hoewel, van te voren voelde ik ook een lichte twijfel. De dood van Linacre zou ik moeilijker verdragen als ik niet meteen ook dacht aan de zware folteringen waaraan hij zo ontsnapt is. Over N.Ga naar voetnoot6. heb ik niet zoveel geschreven als hij verdient, die boef die nog erger is dan alle schurken als Eurybatus en Phrynondas bij elkaar,Ga naar voetnoot7. maar wel zoveel als naar mijn oordeel voldoende was voor mijn bescheidenheid en voor jouw wijsheid. Stelselmatig probeert hij Froben ervan af te houden iets van jouw werk te drukken: en zonder zijn steun kan Froben niets, althans in dit opzicht. Want in Duitsland is alleen een markt voor geschriften die luthers zijn of die antiluthers zijn. Toch zijn mijn boeken nog steeds tamelijk gewild, wat blijkt uit het feit dat Froben zoveel na-apers heeft, wat hem veel geld scheelt. Om het keizerlijke edictGa naar voetnoot8. dat imitatie moet tegengaan, malen die mensen absoluut niet, want zij geven ons de keizer: ze verkopen de naam | |
[pagina 388]
| |
van de keizer zelfs. Al een hele tijd snak ik ernaar ergens anders heen te verhuizen, weg van deze potten bakkers.Ga naar voetnoot9. Froben heeft zich bij mij ernstig beklaagd dat hij niet één exemplaar van De stad GodsGa naar voetnoot10. heeft verkocht in Frankfort; dit zei hij met zo'n gezicht dat ik denk dat hij het echt niet verzint. Zo zie je dat ook in het rijk der Muzen het geld de baas is. In dat geval kan ik wel van alles bedenken, behalve dan dat beknoptheid het boek beter verkoopbaar had gemaakt, wat ik je destijds ook aangeraden heb.Ga naar voetnoot11. Froben heeft dit werk niet op zich genomen omdat ik hem overgehaald had, maar omdat ik hem ertoe dwong. Het is een zaak van niet geringe investeringen. Ik heb medelijden met die goede man, die altijd zo eerlijk is en voor wie die PseudocheusGa naar voetnoot12. met zijn fratsen tot grote last is. Als je De stad beter verkoopbaar zou kunnen maken door er college over te geven of op een andere manier, zou je zijn zorgen wel verlichten. De enige mogelijkheid die ik zie, is dat de hele Augustinus opnieuw verschijnt in een verbeterde editie.Ga naar voetnoot13. Hierbij wil ik je wel helpen door een deel van het werk op me te nemen. Hoewel inmiddels vermoeid, zal ik mijn taak niet ontlopen. Uit de grond van mijn hart ben ik blij dat Brittannië voor jou zo'n zegen is: ik bid dat het je eigen wordt, voor altijd. Het ga je goed. Bazel, op de feestdag van Johannes de apostel 1524 |
|