De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 10. Brieven 1356-1534
(2012)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd1528 Aan Johannes Caesarius
| |
[pagina 383]
| |
selijke monsters scholen die we nu voor de dag zien komen? ‘Hierheen, zo vond men, leiden uw geschriften,’ zegt u. Waarheen? Naar sektevorming? Daar heb ik altijd van gegruwd. Naar opstand? Die heb ik altijd afgewezen. Ik ben gevorderd tot aan de kust. Denkt men soms dat ik mezelf tegenspreek als ik niet bereid ben voorover in de golven te duiken? Het doet u pijn dat ik een slechte naam heb. Op mijn beurt vind ik het echter pijnlijk dat er onder de christenen zoveel mensen zijn die kwaadspreken over iemand die zich voor hen verdienstelijk maakt. Zwijgen was niet mogelijk. Beide partijen te vriend houden kon ik niet. Zelfs Jupiter is het niet vergund, zoals men zegt, allen tevreden te stellen,Ga naar voetnoot4. of hij het nu laat regenen of ons toelacht vanuit een heldere hemel. Toch vind ik het een geringer kwaad een slechte naam te hebben bij die christenmensen dan samen met een stel gekken te razen en te tieren. Misschien zal de afloop van de gebeurtenissen zorgen dat ik een betere naam krijg. In elk geval waarderen nu juist de verstandigste personen in beide kampen inmiddels mijn gematigdheid en mijn eerlijkheid. Beste Caesarius, het is al heel wat om in zo'n storm niet uit de juiste koers geblazen te worden. Hiermee zou u nog meer instemmen als u het hele verhaal kende dat hier speelt. Ik heb een slechte naam bij bepaalde ordinaire lieden; ook Luther zelf heeft een hekel aan hen, want het zijn lastpakken van volgelingen. Maar ik heb een betere naam bij de paus, de keizer, Ferdinand, de koning van Engeland en andere aanzienlijken, bij wie ik heel valselijk aangeklaagd was als bondgenoot van Luther. Maar ik word nog liever van twee kanten bestookt met scheldwoorden dan in deze samenzwering de grootse prominent te spelen. Bij de sekte ga ik niet, van het evangelie ga ik niet weg. Mijn werk over de wilsvrijheid heeft bepaalde mensen bij jullie gestoord. Maar Melanchthon schrijft dat het in Wittenberg in alle rust en kalmte ontvangen is en dat zelfs Luther zich niet zo geërgerd heeft.Ga naar voetnoot5. Die godjes bij u daar, wie zal die gunstig stemmen? Ik ben erg blij dat mijn Barmhartigheid u bevallen is;Ga naar voetnoot6. geeft u alstublieft ook uw mening over de vrije wil wanneer u tijd hebt; ik zal die met eerbied begroeten. Over het gedoe van de drukkersGa naar voetnoot7. heb ik twee brievenGa naar voetnoot8. van u ontvangen. Wat u in de eerste brief wilde, had ik al uit eigen beweging gedaan; wat u in de andere vraagt zal zeker gebeuren, tenzij er iets onvermijdelijks voorvalt: overigens meng ik me niet zo graag in zaken van zulke pottenbakkers.Ga naar voetnoot9. Meer dan twee jaar woon ik nu al hier, niet | |
[pagina 384]
| |
meer bij Froben, behalve dan dat we verbonden zijn door wederzijdse goede wil. Ik leef op mijn eigen kosten. Voor de tien maanden dat ik bij hem verbleef,Ga naar voetnoot10. heb ik honderdvijftig goudgulden betaald. De briefGa naar voetnoot11. waarvan u niet wilde dat hij in Frobens handen viel is me door hem bezorgd; degene die hem aan Froben overhandigde, had hem grotere geheimen verteld dan in de brief stonden: dus bleek duidelijk dat iemand de brief geopend had. Maar ik weet zeker dat Froben dit niet gedaan heeft. Hij is goudeerlijk. Het is tegenwoordig dom iets op te schrijven als je niet wilt dat het bekend raakt. De voorhang van de tempel is gescheurd,Ga naar voetnoot12. alles wordt naar buiten gebracht, ook wat u in de geheimste biecht tegen de priester gezegd hebt. Ieder moet op zichzelf passen, de Heer komt. Het ga u goed, beste man. Bazel, 16 december 1524 |
|