De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 10. Brieven 1356-1534
(2012)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd1524 Aan Joachim Camerarius
| |
[pagina 370]
| |
niet zelden voor dat ik tezelfdertijd brieven moet meegeven aan iemand die naar Rome gaat, aan anderen die naar Frankrijk, Engeland, Brabant en Duitsland gaan. Tja, en toen jij hier kwam,Ga naar voetnoot1. was ik zo ziek dat ik het nauwelijks kon opbrengen een woord te zeggen: zo erg dat ik me niet alleen verontschuldigd heb tegenover de Poolse graafGa naar voetnoot2. toen die me uitnodigde voor een feestje, maar hem ook afgewimpeld heb toen hij graag bij mij wilde komen dineren. Daarom dwingt deze onfortuinlijke dag me niet alleen tot verdriet maar ook tot schaamte. Welke ramp kan je in het leven overkomen die vervelender is dan een waarin verdriet gepaard gaat met schaamte? Er zijn ook mensen die mijn excuus niet accepteren, hoewel het terechter is dan ik zou willen. Jij daarentegen, beste Joachim, omdat je mijn kille ontvangst zo welwillend opvat, bewijst daarmee voor mij natuurlijk je eerlijke en vriendelijke aard. Omdat je niet alleen geen problemen maakt van datgene waarvoor ik me had moeten verontschuldigen maar me ook nog zo netjes bedankt voor ons korte gesprekje en voor de groet die ik toegevoegd had aan mijn briefGa naar voetnoot3. voor Melanchthon, en omdat je dit alles vervolgens in prachtige bewoordingen prijst als buitengewone vriendelijkheid, herken ik de zeldzame buitengewone welgemanierdheid die jou eigen is. Deze eigenschap van je waardeer ik ten zeerste, en daarom betreur ik het dat die tegenwoordig zo zelden te vinden is bij hen die de tempeldienst van de Muzen verzorgen. Want er behoort niet veel afstand te zijn tussen Gratiën en Muzen. Maar in deze tijden zie je mensen die in plaats van de drie Gratiën de drie Furiën toegevoegd hebben aan de Muzen: zo barbaars zijn onze gewoonten, zo wraakzuchtig onze schrijvers. Zoals je me in deze zaak een bewijs levert van je aangeboren goedheid, zo maakt verder de wijze waarop je mijn verdenking verdrijft dat jij die brief verspreid hebt, me ook duidelijk tot hoeveel jij in staat bent door je combinatie van vruchtbaar talent en rijke welsprekendheid. Want je hebt niets achterwege gelaten van wat een goede advocaat in een dergelijke kwestie zou moeten gebruiken. Dus weet, beste Joachim, dat je mij er nu alleen maar volkomen van overtuigd hebt dat jij heel goed een zaak kunt verdedigen, ook als het niet zo'n beste zaak is. Want voordat jij er een opmerking over maakte, was ik er heilig van overtuigd dat deze fout niet jouw schuld was; die verdenking van schuld waar jij van verschoond wilt worden, was zelfs niet in een droom ooit bij me opgekomen. Inmiddels heb ik wel een stevig vermoeden wie de lui zijn wier domme argeloosheid jij laakt. Ik was ook niet | |
[pagina 371]
| |
van plan hierover mijn beklag te doen bij Melanchthon, als niet een zaak die daar speelde behoefte had geschapen aan dit verslag. Want lang geleden al hebben ze een brief van Luther aan PellicanusGa naar voetnoot4. gepubliceerd en ze hebben het oordeel van MelanchthonGa naar voetnoot5. gepubliceerd, maar hierover heb ik tegen niemand met een woord geklaagd. Degene die me jouw brief kwam brengen, had echt geen aanbeveling van jou nodig; zijn intelligentie was namelijk zo van zijn gezicht af te lezen, zoals dat heet,Ga naar voetnoot6. en die past ook bij zijn afkomst; bovendien betoonde hij me een soort genegen welwillendheid. Ik betreur het dat Nesen ons ontrukt is, maar ik ben blij dat jij je hebt kunnen redden; want ik hoorde dat jullie allemaal in hetzelfde schuitje zaten. Het ga je goed. Bazel, 11 december 1524 Erasmus van Rotterdam, eigenhandig en voor de vuist weg Ik vrees dat het niet te lezen is. Aan de heer Joachim Camerarius, zeer geleerd in beide klassieke talen |
|