De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 10. Brieven 1356-1534
(2012)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermdErasmus van Rotterdam groet Philipp MelanchthonBeste Philipp, indien je nu hier was en als toeschouwer het drama kon bijwonen, zou je misschien eerder toegeven dat ik niet ongegrond klaag over het gedrag van bepaalde lieden die oproer kraaien in naam van het evangelie. Want dat ze ondanks mijn verdiensten als razenden tegen me tekeergaan in woorden, pamfletten en tekeningen, zou ik in alle rust en kalmte verdragen als dat wat van mijn goede naam afgehaald wordt ten goede zou komen aan de voortgang van het evangelie: maar nu blokkeert hun onvoorspelbare ge- | |
[pagina 363]
| |
drag de voortgang van de humaniora en is het funest voor de zaak van het evangelie. Ik twijfel er niet aan dat Luther verontwaardigd is over dergelijk uitvaagsel. Maar deze lui negeren het gezag van Luther gewoon, wanneer hun dat uitkomt. Op een of andere manier gebeurt dit aan beide zijden. Niemand heeft de paus meer in diskrediet gebracht dan zij die het dapperst voor de zaak van de paus strijden; geen mensen hebben Luther meer tegengewerkt dan zij die heel vurig voor zijn volgelingen willen doorgaan. Ik weet hoe groot Christus als wonderdoener is, die immers in staat is ruzies van mensen om te buigen tot iets goeds voor hemzelf en voor de zijnen. Met alle plezier had ik me daarom buiten dit drama gehouden als dat gekund had. Zoals ik persoonlijk geen aanstichter van rellen wil zijn, zo zal ik me altijd ten dienste stellen van de zaak van het evangelie, voorzover de hoop op succes daartoe uitnodigt. Wat Luthers eigen geest tegen hem zegt, daar moet hij zelf maar op letten. Ik heb je niet nadrukkelijk aangespoord iets te herroepen, en wel omdat ik wist dat dit vergeefse moeite zou zijn. Ik ben niet de rechter van andermans geweten, noch de baas over andermans geloof. Zeker, ik wenste dat jij je voor altijd aan de schone letteren zou hebben gewijd, want van nature is jouw talent daarvoor bestemd. Ze zouden geen spelers tekortgekomen zijn voor dat drama, waarvan de afloop nog onzeker is. Het zij verre van mij me boos te maken over het onderricht van het evangelie, maar in Luthers leer stuiten me veel zaken tegen de borst. Ik verafschuw vooral het buitensporige fanatisme dat hij aan de dag legt wanneer hij wat dan ook gaat verdedigen, en het van geen ophouden weten tot hij in de overdrijving belandt. Wanneer iemand hem daarop wijst, tempert hij niet alleen zijn woorden helemaal niet, maar hij maakt alles nog veel hyperbolischer. Misschien zal iemand zijn arrogantie uitleggen als vertrouwen in een goed geweten en zijn bittere toon op mijn conto schrijven: om het helemaal zonder omwegen te zeggen, de volstrekt verdorven leefwijze van de christenen vereiste ook een harde hand die hen kastijdt. Maar ik wilde liever een vrijheid die zo gematigd is dat we ook pausen en monarchen konden verleiden om deel te nemen aan deze arbeid. Dit is altijd mijn doel geweest, en dit houd ik ook nu voor ogen; wat Luther voor ogen staat weet ik niet. Per briefGa naar voetnoot1. heb ik Hedio aangespoord en in gesprekken meer dan eens Oecolampadius en Pellicanus, om op grond van gezamenlijk overleg aan kardinaal Campeggi uitleg te geven over hun opvattingen; want men kan zich geen gezant wensen die rechtvaardiger of vriendelijker is. Ik sprak tot dovemansoren. Zelfs Clemens zouden we volgens mij wel eens minder afkerig | |
[pagina 364]
| |
kunnen vinden van het herstellen van de zuiverheid van het evangelie dan sommigen menen. Van geen van die dingen kon ik hen overtuigen. Hun enige zorg is dat de zaak zich hoe dan ook uitbreidt; ze leggen het uit als een eclatant succes van het evangelie als een paar monniken zich ontdaan hebben van hun pij (laten we maar hopen dat er niet te veel bij zijn die beter binnen de hekken gehouden hadden kunnen worden), als een paar priesters uitzien naar een echtgenote, als uit een paar kerken de beelden verwijderd zijn. Ik wilde graag dat het godsdienstige leven van de priesters zo hersteld werd dat dit geen afbreuk zou doen aan hun gezag; dat er zo gezorgd wordt voor goede mensen, die nu begraven worden onder de rituelen van de monniken, dat niet daardoor de slechten de kans krijgen om nog bandelozer te zondigen; vervolgens hoopte ik dat dingen die door langdurige gewoonte inmiddels scheefgegroeid zijn, langzaam zo rechtgezet zouden worden dat niet alles in beroering en in de war raakte, en dat de vrijheid van het evangelie gemeenschappelijk bezit kan zijn van alle volkeren. Luther verzamelt alleen dingen die slecht zijn; hij vecht zo hard om op te heffen wat hem stoort dat hij zich niet hoedt voor ander kwaad dat veel ernstiger is. Hoe een of andere god ook de toestand van de wereld wijzigt, altijd zullen er dingen zijn om over te klagen. Die kunnen verzacht worden, maar ze kunnen niet helemaal verwijderd worden. Hoeveel rivierwater er ook de zee in stroomt, hoeveel regenwater er ook in valt, altijd blijkt de zee weer zijn oorspronkelijke smaak te houden; om maar eens niet te zeggen dat een geneesmiddel soms erger is dan de kwaal. Wat is verderfelijker dan deze onenigheid? Op zoveel plaatsen hebben zo gruwelijke ongeregeldheden de kop opgestoken! En er staan ons nog gruwelijkere te wachten. Vindt men het zoveel waard om een kerk te hebben zonder beelden of een paar dingen gewijzigd te hebben in de rite van de mis? Vooruit dan, laten we veronderstellen dat het waar is wat Luther allemaal leert; omdat er overal heel veel slechte mensen zijn die elke wandaad begaan als ze de kans ervoor krijgen, draagt het absoluut niet bij tot christelijke vroomheid dat het ongeletterde volk deze dingen hoort en dat de oren van de jongelui hiermee ingedruppeld worden, ik bedoel dingen als: de paus is de antichrist, bisschoppen en priesters zijn boze geesten; bepalingen gemaakt door mensen zijn ketterse bepalingen; de biecht is iets verderfelijks en goede werken, verdiensten, inspanningen zijn ketterse woorden; er bestaat geen vrije wil, maar alles gebeurt uit noodzaak; het doet er niet toe van welke kwaliteit de werken van een mens zijn. Deze ideeën worden door sommigen zonder enige tekst en uitleg verspreid, en boeven eigenen zich die toe voor hun slechte bedoelingen. Ik weet het, jij zult zeggen dat we Luther niet alles moeten aanrekenen wat begaan wordt door de domheid | |
[pagina 365]
| |
van bepaalde mensen die jij terecht monsters noemt en de meest waardeloze van alle tweevoetigen. Maar deze monsters worden gekoesterd door degenen die Luther omhelst als de aanzienlijke figuren van de evangelische leer. Het evangelie heeft in de oudheid een nieuw type mensen ter wereld gebracht. Ik heb geen zin om te vertellen wat voor mensen dit evangelie voortbrengt. Misschien dat ze daar bij jou anders zijn, maar die ik hier ken zijn echt zo dat ik, als ik een contract zou moeten sluiten, nog liever zaken doe met paapsen dan met hen. Tot slot, ik zie dat mensen die ik vroeger kende als prima mensen en van wie je zou zeggen dat ze voor deugdzaamheid geboren zijn, slechter zijn geworden. Hoe de stand van zaken ook is, het is zeer gevaarlijk om de camarina van deze wereld in beweging te brengen.Ga naar voetnoot2. Toen Plato aan het dromen was over een staat gebaseerd op filosofie, zag hij in dat de massa niet te besturen is zonder leugens.Ga naar voetnoot3. Liegen mogen christenen niet, maar het is niet goed de hele waarheid hoe dan ook maar vrij te geven aan het gewone volk. Was Luther maar evenzeer in staat de aandacht van prinsen en prelaten te richten op de zachtmoedigheid van het evangelie als stevig af te geven op hun gebreken! Hoe hij mij gezind is, daar maak ik me niet druk over, zeker niet in deze zaak, waarin het niet passend is als persoonlijke emoties veel gewicht krijgen. Hij heeft aan zijn vrienden over mij veel geschreven wat toch niet bepaald blijk geeft van de sympathie voor mij waar jij het steeds over hebt. Maar dat alles heeft me niet in het minst van mijn stuk gebracht, zoals ook jouw oordeel over mij niet tot gevolg had dat ik minder gecharmeerd was van jouw talent. Zelfs laster en smaad, hoe gruwelijk ook, zal ik verdragen als Christus' evangelie maar bloeit. Karlstadt was hier,Ga naar voetnoot4. maar in het geheim: hij heeft in het Duits zes pamfletten gepubliceerd, waarin hij leert dat in de eucharistie alleen symbolen van het lichaam en bloed des Heren aanwezig zijn. Deze kwestie heeft in Bern tot ernstige ongeregeldheden geleid. Hier zijn de twee typografen die de pamfletten hebben gedrukt,Ga naar voetnoot5. op de dag voor het feest van de Onbevlekte Ontvangenis van de maagd MariaGa naar voetnoot6. in de kerker gegooid. Ik vermoed dat Karlstadt hoort tot de groep die jij de bloeddorstige leermeesters noemt. Met betrekking tot Von dem Busche hadden velen hier met mij het bij het verkeerde eind. Alber, de bekende criticus van Erasmus, is ergens bij jullie in de | |
[pagina 366]
| |
buurt docent aan een Latijnse school, ik meen in het stadje Eisenach. Oecolampadius en zijns gelijken reken ik niet tot die monsters, ook al is er wat deze mensen aangaat veel waarover ik terecht kan klagen. Tot op dit moment heb ik van niemand een positievere indruk gekregen dan van Oecolampadius en niemand heb ik uitbundiger geprezen; toch, hoewel hij zich openlijk mijn oprechte vriend noemt, heeft ook hij me niet alleen gekwetst met heel wat uitlatingen in gesprekken en preken, maar ook in zijn geschriften valt hij me soms aan, zijdelings en helemaal buiten de orde. Je zegt dat mijn werk over de wilsvrijheid bij jullie zeer welwillend ontvangen is. Maar dan toch niet door Oecolampadius, die al begonnen was te reageren voordat het werk uitgegeven was. Hij had zich gestoord aan mijn Confessie,Ga naar voetnoot7. alsof ik hierin kritiek lever op zijn Biecht, hoewel ik dat traktaat nooit gelezen heb.Ga naar voetnoot8. Ik weet het zeker: toen ik dat stuk aan het schrijven was droomde ik zelfs niet van Oecolampadius. Ik zou hier nog veel andere dingen kunnen noemen, maar zoiets laat me koud. Ook in vriendschappen moet men voor veel zaken de ogen sluiten: hoewel zulke zaken eigenlijk niet zouden moeten voorkomen bij hen die de eenvoud van het evangelie verkondigen. Ik zie dat je je zorgen maakt dat Luther mij in gematigde stijl antwoordt: laat hem nu maar gewoon op zijn eigen wijze antwoorden. Dat ik mijn deel gematigd gedaan heb, gaat niet in tegen mijn eigen wijze van doen en ik heb het ook met een bepaalde opzet gedaan. Als hij nu al te ver afwijkt van zijn manier van doen, zullen de lasteraars schreeuwen dat wij onder een hoedje spelen, dat we onderling afgesproken hebben hoe we het doen. Daarom heb ik liever dat hij de zaak dient dan mij dient. Als in mijn werk over de wilsvrijheid wat zwarte humor gestrooid is, zoals jij vindt, heeft dat betrekking op mensen als Farel, zoals ik elders verduidelijk. Overigens stonden in Luthers BevestigingGa naar voetnoot9. enkele dingen die ik niet ten onrechte met flinke krachttermen kon laken, maar ik beperkte me liever tot de zaak bepleiten die ik op me genomen had. In andere discussies heb ik wel eens toegegeven aan menselijke emoties, maar in deze zaak zal geen enkele smadelijke opmerking mij van het rechte pad af duwen. Jij lijkt evenwel ongerust dat, als ik verder ga, deze zaak belast wordt door steeds meer negatieve publiciteit en dat dan zowel deze zaak als het evangelie gevaar loopt. Maar Luther is in zijn brieven van | |
[pagina 367]
| |
mening dat het helemaal niets uitmaakt of ik nu meewerk of hem tegenwerk. Ik beloof dat ik nooit willens en wetens de wapenen zal opnemen tegen de waarheid van het evangelie. Daarom aarzelde ik steeds om die dingen te ondermijnen die me tegenstonden in Luther, uit angst dat tegelijk daarmee ook andere dingen zouden omvallen waar ik wel achter sta. Ja, zelfs bij elke gelegenheid tracht ik te bevorderen dat uit dit bittere en heftige geneesmiddel dat Luther de wereld heeft aangereikt, iets gezonds zal voortkomen voor de gewoonten en gebruiken van de kerk. Misschien hebben we met onze gedragingen wel een zo hardvochtige arts verdiend, die de ziekte moet genezen door het mes in de patiënt te zetten en aders dicht te branden. Hier schreeuwen enkele relschoppers over mijn zwalkende opvattingen, hoewel geen van hen ook maar één plaats kan laten zien waar ik mezelf tegenspreek. Als zij het als zonde beschouwen het ergens oneens te zijn met Luther, van wie ik niet weet of hij zichzelf nooit tegenspreekt, waarom staan ze het dan zichzelf toe om overal waar hun dat goed uitkomt, het oneens te zijn met Luthers leer? Ik zal hier niet te berde brengen wat zij allemaal hebben gezegd in gesprekken en in hun kroegpraat. Heeft Oecolampadius niet toen hij bij Sickingen verbleef, een pamfletGa naar voetnoot10. uitgegeven waarin hij schrijft dat er geen gevaar in schuilt als iemand de mis een offer noemt? Luther verafschuwt dit zo erg dat hij nog liever tien keer wil sterven. Wat een consternatie was er toen Zwingli de heiligenbeelden eruit gooide!Ga naar voetnoot11. Naar verluidt heeft Luther tegen beiden een pamflet geschreven dat zelfs scherp te noemen is.Ga naar voetnoot12. In Straatsburg, maar niet alleen daar, hebben ze openbaar verkondigd dat men geen schoolvakken en geen talen meer hoeft te leren behalve Hebreeuws.Ga naar voetnoot13. Hierop heeft Luther heel scherp gereageerd.Ga naar voetnoot14. Waarom moet ik hier Karlstadt noemen? Ik weet dat bepaalde ordinaire lui me zullen antwoorden: ‘Wij zijn niet voor Luther, maar voor het evangelie’. Karlstadt heeft dat wel geschreven, maar hij schreef het in een vriendelijke geest, hij schreef het om Melanchthon een plezier te doen. Beste Philipp, in verscheidene van deze lieden ontwaar ik een zo heerszuchtige aanmatiging dat, als zij succes | |
[pagina 368]
| |
hebben, ik vrees dat Luther ook zelf naar de tirannie van bisschoppen en pausen zal terugverlangen. Want wie moet die lui in bedwang houden, die niet naar pausen luisteren, niet naar vorsten en magistraten en zelfs niet naar Luther zelf? Het enige lied dat ze zingen is ‘het evangelie’, maar ze willen daar wel zelf de uitleggers van zijn. Misschien zou ook dit nog draaglijk zijn, als ze het zo goed met elkaar eens waren als ze het oneens zijn met de oude deskundigen. Met betrekking tot jouw oprechtheid twijfel ik er geen moment aan dat jij met alle inzet doet wat je doet. Met betrekking tot Luthers gedachtewereld is er veel dat me bijna dwingt wel te twijfelen; ook als ik niet compleet op mijn eigen oordeel zou durven afgaan, geloof ik toch dat ik op grond van zijn geschriften zijn gedachtewereld evenzeer kan vatten als op grond van zijn levensstijl. Luther heeft een vurig en fel karakter; overal kun je ‘de woede van Peleus' zoon die niet van wijken weet’Ga naar voetnoot15. herkennen. Jij weet ook wel dat de vijand van het mensengeslacht vele gedaanten heeft. Hier komt nog bij het grote succes van zijn onderneming, de brede steun, het donderende applaus van zijn publiek: die overdaad kan zelfs het toppunt van bescheidenheid bederven. Beschouw me nu eens als scheepje, zeer geleerde Melanchthon: een scheepje dat zich aan zo'n orkaan heeft overgegeven, hoe sterke ankers moet dat hebben, hoeveel ballast, hoe betrouwbaar moet de roerpin zijn om te voorkomen dat het uit de koers geraakt? Hier doorzie ik met eigen ogen hoeveel moed sommigen putten uit het geringste succesje. Als de rekening van mijn geweten klopt, hoef ik niets te vrezen, hoe bangelijk ik ook ben zoals die lui steeds beweren. Van hoge leeftijd en kwakkelende gezondheid kan noch keizer noch paus me afhelpen. Ik bezit voldoende om dit oude lijf te voeden. Om hoge baantjes en grote kapitalen geef ik net zoveel als een lamlendig paard om zware bagage. Roem ben ik al heel lang beu, en het is maar de vraag of roem iets voorstelt. Aan gevaren heeft het me niet ontbroken, gevaren die zelfs een kerel van onverschrokken hart bang zouden maken. En wie al deze dingen links laat liggen, noemen ze dan een lafaard! Jij zult niet van je eigen mening afgebracht worden als je die zelf gevormd hebt: zal ik dan tegen mijn diepgewortelde opvatting in dingen gaan verkondigen die voor mij behalve smetten op mijn blazoen zonder twijfel mijn ondergang betekenen? Niets vind ik gemakkelijker dan dit leven te verachten, waar toch nog maar een klein beetje van over is, en dat beetje wordt geteisterd door zoveel kwalen dat de dood mijn liefste wens kon zijn als Christus mijn geweten dan nog zou goedkeuren. Het enige doel van mijn talmenGa naar voetnoot16. en mijn kalmte bewaren, is dat ik beide partijen van dienst ben. Ik haat oproer en ik heb de vorsten | |
[pagina 369]
| |
steeds standvastig ontraden gewelddadig op te treden. Als ik met behoud van de mensen zelf hun ondeugden kon slachten, zou je eens zien wat een grote beul ik was, en ik zou thuis beginnen. Over jouw trouw heb ik geen twijfel, hoewel ik al zo vaak teleurgesteld ben in mensen aan wie ik wel tien levens zou toevertrouwen. Maar al wat geschreven wordt, komt naar buiten, door de onbetrouwbaarheid van de postbezorgers of door andere pech; als we met elkaar hadden kunnen praten, had ik mijn hart nog meer bij je uitgestort. Wat ik heel vurig wens is dat bij jullie het evangelie op godvruchtige wijze geëerbiedigd wordt en geliefd is; over mezelf zal ik me niet erg druk maken. De dood van Nesen vond ik verschrikkelijk erg. Hij was een oprechte en standvastige vriend, ook al manoeuvreerde hij ten opzichte van mij soms heel ongelukkig.Ga naar voetnoot17. Iedereen roemt de trouw van de Duitsers, terwijl de Britten op dit gebied niet zo'n goede naam hebben; maar het hoorde bij mijn lot dat ik bij de Britten een paar zeer goede vrienden heb gekregen en bij de Duitsers enkele die precies het tegenovergestelde zijn: want laat ik nu niet op grond van een paar gevallen alle Duitsers over een kam scheren. Het verbaast me dat je met mij zaken wilt doen over Latijnse vertalingen van redevoeringen van Demosthenes en Aeschines,Ga naar voetnoot18. terwijl er volgens mij heden geen levende ziel is die dit beter zou kunnen dan jij zelf! Ik heb nu heel andere dingen onder handen, en deze taak past beter bij jouw leeftijd. Het ga je goed. Bazel, 10 december 1524 Ik ben bang dat je deze slordige snelle notities niet kunt lezen. |
|