De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 10. Brieven 1356-1534
(2012)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 342]
| |
1512 Aan Rudbert von Mosham
| |
[pagina 343]
| |
brief niet bij uw naam noem, ten eerste kon ik me u steeds helemaal voor de geest halen afgezien van uw naam en ten tweede deed er zich geen aanleiding voor om u te noemen. Er zijn ook mensen die in mijn geschriften helemaal niet met name genoemd willen worden: aan hun klachten geef ik wel eens gehoor. Dat u ontslag genomen hebt aan het hof waardeer ik des te meer omdat u het tijdig hebt gedaan. Daarom zal ik voortaan zorgen dat u noch op Lauwerijns noch op Willibald jaloers bent, als dit althans jaloezie moet heten. Lauwerijns ken ik al sinds hij nog een jongen was, van Willibald heb ik veel meer opgestoken dan ik hem gegeven heb. U spoort me aan dapper te handelen: heel mooi, al deed ik dat van mezelf al. Ik vind het zo pijnlijk dat zowel het evangelie als de humaniora naar de bliksem gaan door de dwaasheden van sommigen. Het was me zeer aangenaam dat door uw brief mijn herinneringen aan monseigneur ErnstGa naar voetnoot5. weer gewekt zijn. Als dokter Antonin van Košice deze brief komt bezorgen, maak dan alstublieft kennis met hem. Na kennismaking zult u hem een aardige jongeman vinden, dat weet ik zeker: hij is hier tot mijn groot verdriet vertrokken. Het ga u goed! Gegeven te Bazel, 12 november 1524 |
|