De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 10. Brieven 1356-1534
(2012)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd1506 Aan Gian Matteo Giberti
| |
[pagina 334]
| |
het behandelen zijn, een andere ziekte oploopt. U weet hoeveel mensen van nature slecht zijn: hoop op buit verleidt hen licht om een valse aanklacht in te dienen tegen een onschuldige, dan weer drijven persoonlijke haatgevoelens en wraaklust hen daartoe. Voor zulke mensen moet men het raam niet openzetten: anders springen zij onder dekking van de naam van de paus bovenop onschuldigen, op willekeurige mensen, op grond van willekeurig welke lichte verdenking. Want zo'n gebeurtenis zou de haatgevoelens aanwakkeren die tegen het pausdom gewekt zijn: maar het is veel beter als dat woord iedereen zo aangenaam mogelijk in de oren klinkt, en ik doe wat ik kan om het bij het volk in een gunstiger licht te zetten. Er zijn er genoeg die zich openlijk, in woord, daad en geschrift, bekend maken als vijanden van de Heilige Stoel in Rome, dus we moeten geen mensen lastig gaan vallen die onschuldig zijn of gemakkelijk te genezen lijken. Misschien wijs ik tevergeefs op deze dingen, excellente heer, maar geloof me: ik wijs er niet zonder reden op. Ik bid dat voor uwe Hoogwaardigheid alles in voorspoed verloopt onder Christus onze heiland. Bazel, 13 oktober 1524 Desiderius Erasmus van Rotterdam, eigenhandig |
|